
 
		voor  beuzelingen  te  koop  veilden,  terwijl  het  zelden  
 miste  of  het een  of ander beeld  was in  gunst*  
 aan  welk  ,  zoo  lang  die  voorkeur  duurde  ,  alle  
 hunne  aanbiddingen  gerigt  waren.  Deeze  befton-  
 den  in  het  met rood  doek  te  bekleeden, op  hunne  
 trommelen  voor  hetzelve  te Haan,  lofzangen  voor  
 hetzelve  te  zingen  ,  in  bosfèn  roode  vederen  en  
 verfchillende  foorten  van  vrugten  aan  deszelfs  voeten  
 te  leggen,  en  in  eene  bigge  of eenen  hond  op  
 de whatta,  die  digt  bij  hetzelve  Hond,  te  rotten  
 te  leggen. 
 In  eene baai  ten  Zuiden  van Karakakooa - Baai  
 wierden  enige  van  onze  heeren  naar  een  groot  
 huis  gebragt,  waarin  zij  een  zwart  mans  beeld  
 vonden,  op  zijne  vingeren  en  teenen  rustende,  
 met  zijn hoofd agtef over gebogen,  deledenmaaten  
 wel  gemaakt  en  naauwkeurig  geëvenredigd  en  alles  
 fraai  gepolijst.  Dit beeld  noemden  de  inboorlingen  
 Maee,  en  rondom  hetzelve Honden  dertien  
 andere  van  ruuwe  en  verwrongen  gedaanten,  die  
 zij  zeiden  de Eatooas van  verfcheidene overledene  
 Opperhoofden  te  zijn, welker naamen  zij  opnoena-  
 den.  De  plaats  was  vol  whattas,  waarop  de  
 overblijfzels  van  hunne  offerhanden  lagen.  Zij  
 geeven  in  hunne  huizen  ook  eene  plaats  aan  veele  
 grappige  en  enige  onbetaamelijke  afgoden,  als  de  
 Priapus  der  Ouden. 
 De  voorige  reizigers  hebben  reeds aangemdTkt  
 dat  ’er  onder de  Sociëteit- en Vrienden - Eilanders 
 een  eerdienst  wordt  beweezen  aan  enige  bijzondere  
 vogelen,  en  ik  zou gelooven  dat  dezelfde  gewoonte  
 bier  heerscht,  en  dat  waarfchijnlijk  de  
 raaf  ’er  het  voorwerp  van  is  ,  vermits  ik  twee  
 van  deeze  vogelen  tam  zag  op  het  dorp Kakooa,  
 die zij  ons  zeiden  dat Eatooas waren,  voor  welke  
 zij  alles weigerden wat  ik  hun aanbood,  terwijl  zij  
 mij  waarfchuuwden  dezelve  niet  te  fchaaden  of te  
 beledigen. 
 Onder  hunne  godsdienst - plechtigheden  kunnen  
 ook  gerekend  worden  de  gebeden  en  offerhanden,  
 die  door  de  priesters  voor  hunne  maaltijden  ver-  
 rigt  worden.  Terwijl  de  ava  gekaauwd  wordt,  
 van  welke  zij  altijd  drinken  eer  zij aan  den  maaltijd  
 gaan,  begint  degeen,  die  van  den  hoogften  
 rang  is,  eene  foort  van  lofzang,  waarin  hij  ter-  
 ftond  door  een’,  twee  of meer  van  het  gezelfchap  
 verzeld  wordt,  terwijl  de  overige  hunne  lighaa-  
 men,  overeenflemmende met  hunne  vingeren,  bewegen  
 en  zagtjens  in de  handen  klappen.  Als  de  
 ava  gereed  is,  worden  ’er  bakjens  rond  gedeeld  
 aan  degeenen,  die  niet  mede  zingen,  die  zij  in  
 hunne handen  houden  tot  het  gezang  ten  einde  is,  
 wanneer  z i j ,  zig  in  een  luid  antwoord  vereeni-  
 gende,  hunnen  bak  uitdrinken.  Dan  worden  de  
 zangers  van  ava  gediend,  die  het,  na  het  her-  
 haalen  van  dezelfde  plechtigheid,  drinken,  en,  
 zoo  ’er  iemand  tegenswoordig  is  van  eenen  zeer  
 veel  hoogeren  rang  ,  wordt  hem  laatst  van  alle  
 Q  3  een