
 
		over  twee  uuren,  verlokte  ons  het  gezigt  van  
 eene  fraaie  rivier,  door  eene  diepe  vallei  vlieten*  
 d e ,  om  op  dertien  vademen  water  in  eenen  
 zandigen  grond  het  anker  uit  te werpen,  terwijl  
 de  uiterlle  einden  van  de  baai  Z, W  ten W.  i  W.  
 en  N*  O.  ten  O. | O.  lagen,  en  de mond  van  de  
 rivier  Z.  O,  i  O.  eene  Engelfehe  mijl  van  ons,  
 In  den  agtermiddag  verzelde  ik  de  twee Kapitei-  
 nen  naar  land,  daar  wij  maar weinige  van  de  in*  
 boorlingen  vonden  en  nog  meest  vrouwen;  zij  
 zeiden  ons  dat  de mannen  naar Morotoi  waren  gegaan  
 om  t a h y t e r r e e   te  bevegten,  maar dat  
 hun  Opperhoofd,  p e r r e e o r a n e e ,  dat  agter  
 gebleven  was,  ons  voorzeeker  zoude  koomen  
 bezoeken,  zoo  dra  hij  zoude  hooren  dat wij aan-  
 gekoomen  waren. 
 Wij  wierden  zeer  in  onze  verwagting  te  leur-  
 gefteld  toen  wij  bevonden  dat  het  water  vijftig  
 roeden  de  rivier  op  eene  brakke  frnaak  had,  
 veroorzaakt  door  den  moerasfigen  grond,  door  
 welken  zij  zig  in  de  zee  ontlast.  Verder  op  was  
 het  volmaakt  zoet  en  vormde  eenen  fraaien  vlie-  
 tenden  Aroom,  langs  welken  ik  gong  tot  ik  'aan  
 den  zaamenloop  van  twee  kleine  riviertjens  
 kwam,  die  ter  regeer  en  flinker  zijde  van  eenen  
 aanmerklijk  fteilen  en  romanesken  berg  henen  
 liepen.  De  kanten  van  deeze  rivier,  gelijk  ook  
 al  wat  wij  van  hec Noord - Westlijk  gedeelte  van 
 fflQfo. 
 fVbahoa  zagen  zijn  wel  bebouwd en  vol  dorpen,  
 en  het  aan zien  van  het  land  is  ongemeen  fraai  en  
 Ichilderachtig. 
 Alzoo  het  zeer  veel  moeite  zoude  gekost hebben  
 alhier  water  in  te  neemen,  wierd  ik  afgezonden  
 om  de  kust  onder  den  wind  te  bezien;  
 doch  daar  ik  niet  in  ftaat  was  te  landen  wegens  
 een  koraal - rif,  dat  zig  eene  halve  Engelfehe  mijl  
 langs  het  ftrand  uitftrekte,  befioot  Kapitein  
 c l e r k e   zonder  verder  tijd  verlies  naar Atooi  te  
 flevenen.  Des  morgens  ten  agt  uuren  ligteden  
 wij  het  anker  en  ftuurden  Noordwaarts  tot  den  
 agt en  twimigflen  omtrent  den  dageraat,  wanneer  
 Wij  op  dat  eiland,  hetwelk wij  omtrent den  middag  
 in  het  gezjgt  'gehad  hadden,  af  fluurderi  en  
 omtrent  zonne-ondergang  waren  wij  over  des-  
 zelfs  Oostlijk  eind,  dat  zig als eene  fraaie,  groe1*  
 ne,  vlakke  punt vertoont. 
 Wijl  het  te  laat  was  om  op  de  reede  aan  de  
 Zuid  - West-zijde  van  het  eiland,  daar  wij  voorleden  
 jaar  geweest  waren,  te  koomen,  bragcen  
 wij  den  nacht  door  in  af en  aan  te  laveeren  en  
 kwamen  den  volgenden morgen,  ten  negen uuren,  
 ten anker  op  vijf en  twintig  vademen  water  ert vertuiden  
 ons met  het  best boeg-anker in agt en dertig  
 vademen,  liggende  de  ftompe Kaap  aan  de Westzijde  
 van  het dorp N. O.  ten N.  | O.  twee Engel-  
 fche  mijlen  van  ons;  de  einden  van  het  eiland  
 N.  W.  ten  W.  | W.  en  Z. O.  ten  O.  \  O,  en  hét