
 
		groote  menigte  fraai  nieuw  doek  gewonden  e»  
 met  een  gevlèktcn  mantel  van  zwarte  en  witte  
 vederen bedekt*  Hij verzelde  ons  vervolgens naar  
 de  Refolutie;  maar  wilde  zig niet  laaten  overhaa-.  
 len  om  aan  boord  te  koomen,  denklijk  uit  een  
 gevoel van  beraamlijkheid niet verkiezende  tegenwoordig  
 te  zijn  bij  het  openen  van  den  bundel.  
 Wij  vonden  ’er  beiden^ de  handen  van  Kapitein  
 cooK  in  baar  geheel  in,  die  wel-  bekend  waren  
 aan een aanmerklijk lidteken op de  eene,  tusfehen  
 den  duim  en  den  voorden  vinger,  het  hoofd,  
 maar met de hersfen - pan  ’er van  aigezonderd,  en  
 de beenderen van  het aangezigt  ontbreekende;  op  
 de  hersfen-pan  was  het  hair  kort  afgefneden  en  
 de ooren waren  ’er  aan;  de  beenderen  van  beiden  
 de  armen ,   met  het  vel  van  den  voorarm  ’er aan  
 hangende;  de  beenderen  van  de  dijen  en  beenea  
 aan  malkanderen  gehecht,  doch  zonder  de  voeten. 
   De  banden  van  de  geledingen  waren  geheel, 
   en  alles, droeg  klaare  blijken  van in  het vuur  
 geweest te  zijn,  uitgezonderd  de  handen ,   waarop  
 het vleesch  nog  was,  en  die op  verfcheiden  plaat-  
 fen gefneden  waren  en  met zout opgevuld,  waar-  
 fchijnlijk  met  oogmerk  om  dezelve  te  bewaaren.  
 Daar  was  ook  eene  fnede op  het agterfte gedeelte  
 van  de  hersfen - pan,  maar  bet  hoofd  had  geene  
 breuk,  eappo  zeide  ons  dat de  onderkaak  en  de  
 voeten,  die  ontbraken,  door  verfchillende  Op-  
 perboofden  geëigend  waren,  en  dat  t e r r e ijo ,* 
 b o o  alle  middelen  in  het  werk  ftelde  om  dezelve  
 terug  te  krijgen. 
 Den  volgenden  morgen  kwam  e a pVo  en  
 ’sKonings  zoon  aan  boord  en  zij  bragten  de overige  
 beenderen  van  Kapitein  cook  mede*  als  
 mede  de  loopen  van  zijnen  fnaphaan,  zijne  fchoe-  
 nen  en  enige  andere beuzelingen,  hem  toebehoo-  
 rende.  e a p p o  gaf  zig  veel  moeite  om  ons  te  
 overtuigen  dat  t e r r e e o b o o ,  m a ï h a -ma iha   
 en  hij  zeer  hartlijk naar den  vrede  verlangden,  dat  
 zij  ’er  ons  het  overtuigendst  bewijs van gegeeven  
 hadden,  dat  in  hun  vermogen was,  en  dat  zij  belet  
 waren  geworden  dit  eerder  te  doen  door  de  
 andere  Opperhoofden,  van  welke  veele  nog  onze  
 vijanden  waren.  Hij  beklaagde  met de  groot-  
 fte  droefheid  den  dood  van  zes  Opperhoofden *  
 welke  wij  gedood  hadden»  van  welke  fommige,  
 zeide  hij ^  van  onze  beste  vrienden  waren*  De  
 kotter  was,  naar  zijn  zeggen»  door het  volk  van  
 pareea  weg  genoomen,  zeer  waarfchijnlijk  om  
 den  flag,  dien  men  gegeeven  had,  te  wreeken»  
 en  hij  was  den volgenden  dag gedoopt.  De  wapenen  
 van  de  foldaaten, welke wij  ook  opgeëischt  
 hadden,  waren,  naar  hij  ons  verzeekerde,  door  
 het  gemeen  volk  medegenoomen  en  niet  weder  
 te krijgen,  alzoo de beenderen  van  den bevelhebber  
 alleen  bewaard waren,  als  ter reeoboo en  
 den Erees  toebehoorende. 
 Daar  bleef  nu  niets  overig  dan  onzen grooten