
4©4 [Juïtj 1779.] R E I Z E n a a r d e n
verbeelden dat het in ftaat zal zijn het ijs van d*
noordlijkfte deelen van de Atnerikaanfche kust te
verdrijven. Doch dit al eens als mogelijk gefteld
zijnde, moet men ten minften toegeeven dat het
dolheid zoude zijn om van Ijs -K a a p naar de bekende
deelen van Baffins-Baai te willen ftevenen
(zijnde een afftand van vier honderd twintig mijlen)
in eenen zóo konen tijd als die doortogt kan
onderfteld worden open te blijven.
Op de Afiatifche kust fchijnt ’er nog minder
waarfchijnlijkheid te zijn van wel te zullen flaa-
gen, zoo volgens hetgeen ons zei ven ter ooren
kwam, met opzigt tot den ftaat van de zee ten
Zuiden van de Noord-Kaap, als uit hetgeen wij
leeren uit de ondervinding van de (*) Luitenants
onder b e e r i n g s bevelen en het dagverhaal van
s h a l a u r o f f met opzigt tot die ten Noorden
van Siberie.
Het reisverhaal van. d e s h n e PF bewijst, zoo
het als waarachtig wordt aangenoomen , ongetwijfeld
de mogelijkheid van de Noord-Oostlijke
punt van Afia om te vaaren; doch als de Leezer
in aanmerking neemt dat’er bijna anderhalve eeuw
verloopen is zedert den tijd van dien zee-vaarer,
in welk tijdperk, in eenen tijd van groote weetgierigheid
en onderneem - zugt, geen mensch nog
in ftaat geweest is hen na te volgen, zal hij geene
groo*
( * ) Z i e cmeLi n p. 309 f 374*
wsÊmsmmm,
STILLEN OCEAAN. \JJulij 1779.3 405
groote verwagting hebben van de voordeelen, die
’er voor het algemeen uit kunnen getrokken worden,
Doch laaten wij zelfs eens onderftellen dat
in een zonderling gunftig jaargetijde een fchip
eenen open doortogt gevonden hebbe om de kust
van Siberie, en behouden aan den mond van de
Lena gekoomen z ij, dan blijft ’er de Kaap van
Taimura, die zig tot 78° Breeftte uitftrekt, nog
overig, welke geen een reiziger nog het geluk
gehad heeft te boven te ftevenen.
Men beweert egter dat ’er fterke redenen zijn
om te gelooven dat de zee vrijer van ijs is naar-
maate men de pool meer nadert, en dat al het ijs,
dat wij in laager breedten zagen , in de groote
rivieren van Siberie en Amerika gevormd was,
welks losbreeking de zee tusfchen beiden vervuld
had. Doch zelfs al ware deeze onderftelling waar-
achtig, is het ook waar dat ’er geen toegang tot deeze
open zeeën kan zijn, tenzij deeze groote klomp ijs
in den zomer zoo veel gefmolten is dat ’er een
fchip door kan. Zoo dit het geval zij, hebben
wij een verkeerd jaargetijde verkozen om deezen
doortogt te zoeken, dat wij dan in April of Meij
zouden hebben moeten beproeven, voor de rivieren
opgebrooken waren. Maar hoe veele redenen kan
men niet regens deeze onderftelling inbrengen?
Onze ondervinding aan deSt. Pieter en St.Paulus
Haven ftelde ons in ftaat te oordeelen wat ’er verder
Noordwaarts te verwagten zoude zijn, en op
C c 3 dien
raO B H R I
§ | | f i i É i