planken te zaagen voor het hek- werk van dz
Refolutie. Het was nu reeds de derde dag na
hun vertrek, en, geene tijding van hun bekoq-
men hebbende, begonnen wij zeer bekommerd
over hen te worden. Wij waren bezig onze ongerustheid
aan den ouden kaoo te kennen te
geeven, die ’er even zoo bekommerd over was
als ik, en beraamden reeds maatregelen met hem,
om hun lieden agter na te zenden, wanneer zij
alle behouden terug kwamen. Zij waren verder
het land in moeten gaan dan zij verwagt hadden,
voor zij boomen gevonden hadden, die goed
voor hun oogmerk waren, en deeze omftandig-
heid was het, gevoegd bij de flegte wegen, en de
moeijelijkheid van het hout te vervoeren, die
hen zoo lang had opgehouden. Zij fpraken met
veel lof van hunne gidfen, die hen van levensmiddelen
voorzien en hun gereedfchap met de
grootfte getrouwheid bewaard hadden.
Den volgenden dag, die tot ons vertrek bepaald
was, verzogt terreeoboo Kapitein cook
én mij om hem den derden te verzeilen naar de
plaats, daar kaoo zig onthield. Bij onze aankomst
vonden wij den grond bedekt met ftukken
doek, eene groote menigte roode en geele vedelen,
aan de vezelen van kokos-nooten doppen
gebonden, en een groot getal bijltjens en ander
ijzer-werk, die zij van ons ingeruild hadden.
Mie? verre van deeze lag eene onfzagehelijke menigte
vrugten van allerleie foort, en digt daarbij
,was eene groote kudde varkens. In het eerst
dagten wij dat dit alles tot een gefchenk voor ons
beftemd was, tot k a i r e e k e e a mij berichte-
de dat het eene gift o f eene fchatting van het volk
van dat diliriét aan den Koning was; ook bragten
z ij, zoo dra wij gezeten waren, alle de bondelenen
legden die alle aan t e r r e e o b o o s voeten,
het doek voor hem uitfpreidende en de vederen
en het ijzer - werk voor hem fchikkende. De
Koning fcheen zeer vergenoegd met dit blijk
hunner gehoorzaamheid, en, omtrent een derde
van het ijzer-werk, dezelfde evenredigheid van
vederen, en enige ftukken doek uitgezogt zijnde
, wierd dit alles afzonderlijk gelegd , en
het overige van het doek , met alle de varkens
en vrugten wierden naderhand aan Kapitein
goor en mij aangeboden. Wij waren verwonderd
over de waerde en grootheid van dit g e fchenk,
dat alles wat wij op de Vrienden- of
Sociëteit - Eilanden van dien aart gezien hadden
verre overtrof. Wij zonden onmiddelijk floepen
om het aan boord te brengen; wij zogten -er de
groote varkens uit, om dezelve voor zee-proviand
in te zouten, terwijl meer dan dertig kleiner
biggen en de vrugten onder het volk der twee
fchepen verdeeld wierden.
Wij verlieten denzelfden dag de Morai en
bragten de. tenten en fterrekundige werktuigen
C 5 , aa$