
 
		naam  hij  op  Mowee en  deszelfs  onderhoorlgheden  
 aanfpraak  maakt. 
 T ahbeterree  ,  de  broeder  van  den  laacflen  
 Koning,  door  eene  aanmerkh'jke  partij  onder-  
 iteund  wordende  ,  die  niet  wilde  dat  de  bezittingen  
 in  een ander  geflachc  zoude  overgaan,  nam  
 de  wapenen  op  en  wederflreefde  de  rechten  zijner  
 nigte. 
 Toen  wij  eerst  op  de  hoogte  van Mowee  kwamen  
 ,  was  terreeoboo  aldaar  met  zijn  krijgsvolk  
 om  de  eisfchen  van  zijne  vrouw,  zijn’  zoon  
 en  fchoondoehter  te  onderfleunen,  en  had  flag  geleverd  
 aan  de  tegenpartij  ,  waarin  taheeterree  
 de  nederlaag  gekregen  had.  Naderhand  vernamen  
 wij  dat  de  zaaken  waren  bijgelegd  en  dat  taheeterree  
 in  bezit  zal  gefield  worden  van  de  drie  
 nabuurige  eilanden  geduurende  zijn  leven,  dat  
 tbewarro  voor  Opperhoofd  van  Mowee  erkend  
 wordt  en  ook  in  het  koningrijk  van  Owhyhee  zal  
 opvolgen  bij  den  doocT van  terreeoboo ,  gelijk  
 ook  in  de  fouvereinitek  van  de  drie  eilanden,  die  
 bij Mowee  liggen,  bij  den  dood van  taheeterree.  
 T eewarro  is  korteling  geleden  met  zijne  halve  
 zuster  getrouwd,  en,  ingevalle  hij  zonder  kinderen  
 koome  te  flerven,  vervalt  de  regeering  van  
 deeze  eilanden  op  maiha  maiha,  den  zoon  van  
 KAïHooA,  den  overleden  broeder van terreeoboo,  
 Wie  op volgen  zoude  als  deeze  ook  zonder  kindeken  
 kwame  te  flerven,  konden  zij  niet  zeggen $ 
 want 
 want  de  twee  jongde  zoonen  van  terreeoboo,  
 een’  van  welke  hij  ten  derkden  fcheen  te  beminnen  
 ,  van  eepe  vrouw  van  geenen  hoogen  rangge-  
 boren  zijnde,  zouden  door  deeze  omdandigheid  
 van alle  recht  van  opvolging  verdooken  zijn.  Wij  
 hadden  geene  gelegenheid  Koningin  r ora- rora  
 te  zien,  welke  terreeoboo  op Mowee  had  agter-  
 gelaaten;  maar  wij  hebben reeds  gelegenheid gehad  
 te  zeggen  dat  hij  door  kanee- kabarea,  de  
 moeder  van  de  twee  jongelingen,  aan  welke  hij  
 derk  verknogt  was,  verzeld  wierd. 
 Uit  dit  verdag  van  de  opvolging  van  de  Owhy-  
 heefche  en Moweefche Koningen  blijkt  vrij  duid-  
 lijk  dat  de  troon  erflijk  is,  hetwelk  het  ook  waar-  
 fchijnlijk  maakt  dat de mindere  tijtels en de eigendom  
 zelf op  dezelfde  wijze van  den  eenen  op  den  
 anderen  overgaan.  Wat  perreorannee  belangt,  
 wij  konden  alleen  te  weeten  koomen  dat  hij  een  
 Eree - taboo  i s ,  en  dat  hij  eenen  aanval  op  de  
 bezittingen  van  taheeterree  gedaan  had;  doch  
 onder  welk  voorwendzel  zeide  men  ons  niet;  
 zijne  kleinzoonen  regeerden  de  eilanden  ondeF  dea  
 wind. 
 De  macht  van  de  Earees  over  de mindere  klas-  
 fen  des volks  fchijnt  zeer  onbepaald  te  zijn.  Hier  
 van  zagen  wij  dagelijks,  geduurende  ons  verblijf  
 onder  hen,  veele  voorbeelden,  die  reeds  verhaald  
 zijn.  Het  volk  bewijst  hun  aan den  anderen  kant  
 de  onbepaaldfle  gehoorzaamheid,  en  deeze  flaaf-' 
 fehe