
 
		konden  verneemen,  namelijk  het  beprikken  van  
 de  punt  van  de  tong  der  vrouwen* 
 Uit  enige  berichten,  welke  wij  ontvongen omtrent  
 de  gewoonte  van  het  beprikken,  zijn  wij  
 geneigd  te denken dat zij  dikwijls  gefchiedt als  een  
 teken  van  rouw  bij  den dood  van  een  opperhoofd  
 pf  enige  andere  ongelukkige  gebeurtenis;  want  
 men  zeide  ons  dikwijls  dat zulk  een  bijzonder  teken  
 ter  gedagtenis  van  zulk  een  opperhoofd was;  
 en  zoo ook  van  de  andere.  Ik moet hier ook nog  
 aanmerken  dat  die  van  de  laagfte  klasfe  dikwijls  
 beprikt  zijn  met  een  teken,  dat hen  onderfcheidt  
 als  den  eigendom  derverfchillende  opperhoofden,  
 welken  zij  toebehooren. 
 De  kleeding  der  mannen  beftaat  gemeenlijk  
 Hechts uit  een Huk  doek,  de mar o  genaamd, omtrent  
 tien  of twaalf duimen  breed,  dat  zij  tusfchen  
 de  beenen  doorhaaien  en om  den middel  vast  binden. 
   Deeze  is de  gewoone kleeding  van alle rangen. 
   Hunne  matten,  van  welke  fommige  fraai  
 gewerkt zijn,  zijn  van verfchillende  grootte, maar  
 meest  omtrent  vijf  voeten  lang  en  vier  breed.  
 Deeze  werpen  zij  over hunne fchouderen  en  brengen  
 dezelve naar vooren;  maar  zij  worden  zelden  
 gebruikt  dan  in  tijden van  oorlog,  tot welk einde  
 zij  ook beter gefchikt fchijnen  dan  tot gewoon  gebruik, 
   zijnde van  een  dik  en  zwaar  zaamenweefzel  
 en  in Haat  om  den  flag van  eenen Heen  of van  enig  
 Homp  wapen  te  breeken.  Zij  gaan  gemeenlijk 
 barbarrevoets, 
   behalven  wanneer  zij  over  de  uitgebrande  
 fteenen  gaan  ,  wanneer  zij  hunne  voeten  
 met  eene  foorr  van  broozen  van  touwen,  van de  
 vezelen  van  kokos - nooten  gevlogten,  bewinden.  
 Zoodanig is  de  gewoone  kleeding van  deeze eilanders; 
   maar  zij  hebben  nog  eene  andere,  voor  
 hunne  opperhoofden  gefchikt,  en  bij  plechtige  
 gelegenheden  gebruikt  wordende  ,  beilaande  uit  
 eenen  mantel en  helm  van  vederen,  die  in  hetftük  
 van  fraaiheid  en  pragt  de  werken  van  de fchran-  
 derfte  natie  in  de waereld  bijna  evenaart.  Alzoo  
 deeze  kleeding  reeds  zeer naauwkeurig en  om Handig  
 befchreven  is ,  heb*ik  ’er  alleen  bij  te  
 voegen  dat  deeze  mantels  van  verfchillende  lengten  
 gemaakt worden  naar  den  rang van  dengeenen,  
 die dezelve moet draagen,  reikende  fommige  niet  
 laager  dan  den  middel,  en  andere  op  den grond  
 fleepende.  De  meerdere  opperhoofden  hebben  
 ook  eenen  korten  mantel,  naar  den  eerden  gelijkende  
 ,  van  de  lange  ftaert-vederen  van  den  
 haan,  den  keerkring-  en  fregat-vogel, met eenen  
 breeden  rand  van  de  kleine  roode  en  geele  vederen  
 ( f )   en  eene  bals - kraag  van dezelfde  vederen. 
 An- 
 C * )   X .   D e e l   b la d z .  3 2 3 . 
 ( 1)   D e   g e e le   v e d e r e n   w o r d e n   g e n o o tn e n   v a n   h e t   d o n k e r k 
 l e u r ig   B o om k r u ip e r t je n   Certhia  ebfcura,  fysth.  g m b l i n ,   
 en  d e   r o o d e   v a n   h e t   c a rm o f i jn e   B o om k r u ip e r t je n   Certhia  
 coccinea.