
 
		den  hals  toegebonden  en  met  eene  kraag  van  ge?-  
 kleurde  zijde  vastgernaakt.  Hier  over  droegen zij  
 een  kort  wambuis  9  zonder  mouwen  ,  van  vef-  
 fchillend  gekleurd  nankins  linnen  gemaakt,  eü  
 rokken  van  ligte  Chineefche  zijde.  Hunne  hemden  
 ,  die mouwen  hadden,  welke  tot  aan de  handen  
 reikten,  waren  ook  van  zijde ,  en  om  haare  
 hoofden  hadden  zij  gekleurde  zijden  neusdoeken  
 gebonden,  die  het  hair  van  de  getrouwde  vrouwen  
 geheel  bedekten,  terwijl  die  ,  welke  ongetrouwd  
 waren,  den  neusdoek  onder  het  hair  
 brsgten,  en  die  van  agteren  los  lieten  afhangen. 
 Deeze  oftrog  was  vermaaklijk  gelegen  aan  den  
 zoom  der  rivier,  en  beftond  uit  drie  houten  huizen, 
   drie jourts  of  huizen  onder  den  grond,  en  
 negentien  balagans,  of zomer-wooningen.  Wij  
 wierden  naar  het huis van  den  Toion  gebragt,  een  
 eenvoudig  ordentelijk  man  ,  van  eene  Rusfifche  
 vrouw  en  eenen  Kamfchadaalfchen  vader  geboren. 
   Zijn  huis  was,  gelijk  alle  de  andere  van  dit  
 land  ,  in  twee  vertrekken  verdeeld  ;  eene  lange  
 fmalle  tafel  met  een’ bank  ’er om,  was  al  dat wij  
 in  de  voorkamer  zagen,  en  het  huisraad van  binnen, 
   daar  de  keuken  was,  was  niet minder eenvoudig  
 en  fchaarsch  ;  maar  de  vriendlijke  ge-  
 dienftigheid  van  onzen  gastheer  en  het  hartlijk  
 onthaal,  dat wij  ontvongen,  was meer dan genoeg  
 om  de armoede  van  zijne  wooning  te  vergoeden. 
 Zij- 
 Zijne  vrouw  bleek  eene  bekwaame  keukenmeid  
 te  zijn  en  dischte  ons  verfcheidenerlei  visch  en  
 wild  op  en  verfchillende  foorten  van  heiden-  
 bezieën,  die  van  het  voorig  jaar  bewaard  waren*  
 terwijl  Wij  in  deeze  ellendige  hut aan  tafel  zaten,  
 als gasten  van  een  volle,  welks  beftaan  ons  te  voo-  
 ren  naauwlijks  bekend  geweest  was,  en  aan  het  
 eind  van  de  bewoonbaare  waereld  ,  wierd  onze  
 aandacht  getrokken  door  een  enkelen,  half  verlieten  
 metaalen  lepel,  welkers  maakzel  ons  als  
 bekend  in  het  oog  liep  ,  en  ,  denzelven  nader  
 onderzoekende  ,  vonden  wij  ’er  van  agteren  het  
 woord  London  op  Haan.  Deeze  omftandigheid  
 kan  ik  niet  over  mij  verkrijgen  met  ftilzwijgen  
 voorbij  te  gaan,  uit  dankbaarheid  voor  de  aan-  
 genaame  gedagten,  angftige  hoop  en  tedere herinneringen, 
   welke  zij  in  mij  opwekte.  Z ij,  die  
 de  uitwerkingen  ondervonden  hebben  ,  welke  
 eene  lange  afwezigheid  en  eene  groote  verwijdering  
 van  het  geboorteland  op  de  ziel  vóórtbrengen  
 ,  zullen  ligt  begrijpen  welk  een  aangenaam  
 gevoel  zulke  kleine  voorvallen  geeven  kunnen.  
 Den wijsgeer  en  ftaatkundigen  zullen  zij  misfehien  
 aanmerkingen  van  eenen  anderen  aart  voor  den  
 geest  brengen. 
 Nu  moesten  wij  de  rivier  verlaaten  en  het volgend  
 gedeelte  van  onze  reis  op  lieden  afleggen;  
 maar  het  had  over  dag  te  fterk  gedooid  om  te  
 kunnen  vertrekken,  voor  de  koude  van  den  avond