len, onder het vuur van onze geheele wagt,
deed eene wond, die hij ontvong, hem het lig*
haam verhaten en weg wijken; maar enige mi*
nuuten daarna kwam hij wederom, en andermaal
gewond zijnde, was hij ten tweede maal genoodzaakt
te wijken. Op dit tijdftip kwam ik aan de
Morai en zag hem ten derde maale terugkeeren»
bloedende en zwak, en onderrigt zijnde wat ’er
gebeurd was, verbood ik den foldaaten op hem
te fchieten, en men liet hem zijnen vriend weg-
draagen, dat hij even in ftaat was te verrigten,
waarop hij zelf nederzeeg en den adem uitblies.
Daar ’er nu eene zwaare verwerking van beiden
de fchepen aan land was gekoomen, weeken
de inboorlingen agter hunne muuren. Dit gaf
mij gelegenheid om onze vrienden de priefters te
gaan fpreeken, wanneer ik eenen van hun afzond,
hem verzoekende dat hij zijne landslieden zoude
tragten overtehaalen tot enig verdrag en hun
voorftellen dat, zoo zij wilden ophouden met
het werpen van Weenen, ik ons volk niet meer
zou haten vuuren. Deeze wapen - ftilftand wierd
gefloten en men liet ons ongemoeid de mast in
het water fleepen, en de zeilen en onzen fterre-
kundigen toeftel wegvoeren. Zoo dra wij de
Morai verhaten hadden, namen zij ’er bezit van
en enige hunner fmeeten fleenen, doch zonder
ons enig leed te doen.
Het was half twaalf uuren toen ik aan boord
van
van de Ontdekking kwam, daar ik bevond dat
men geen beflisfend plan had aangenoomen voor
ons volgend gedrag. De teruggave van de floep
o en het bekoomen van het lijk van Kapiten cook
waren de voorwerpen, waarop wij met algemee-
ne Hemmen beflooten te zullen aandringen, en
ik was van gevoelen dat wij enige fterke flappen
moeflen doen, in geval niet onmiddelijk aan
onze eisfchen voldaan wierd.
Schoon men mag vermoeden dat mijne droefheid
over den dood van eenen geliefden en geëer-
den vriend enigen invloed op dit mijn gevoelen
had, waren ’er egter zeekerlijk nog andere redenen
, en wel van den ernftigflen aart, die bij mij
aanmerklijk zwaar woegen. Het vertrouwen,
dat het dooden van onzen bevelhebber en het
wel flaagen in ons het ftrand te doen ruimen
hun natuurlijk moest ingeboezemd hebben, en
het voordeel, hoe gering ook, dat zij den voori-
gen dag op ons behaald hadden, zou hen,
twijfelde ik niet, aanmoedigen om enige verdere
gevaarlijke onderneeraingen te doen, en
te meer, omdat zij weinig reden hadden om
de uitwerkingen van ons fchiet - geweer te vree-
zen. Ook hadden deeze wapenen, tegens onze
aller verwagting aan, geene tekenen van
fchrik in hun te weeg gebragt. Aan onze zijde
was de ftaat van de fchepen en de krijgstucht
onder ons zoodanig, dat, zoo ’er in den
nacht