
 
		brieven,  die  wij  te  vooren  overhandigd  hadden,  
 fcheen  hij  onze  meening  zeer  fpoedig  te  begrijpen  
 ;  doch  alzoo  ’er  ongelukkig  niemand  in  de  
 plaats  was,  die  eene andere  taal  kon  fpreeken  dan  
 het Rus fis ch  en  Kamfchadaalsch,  viel  het  ons  ten  
 uiterflen moeijelijk  het  bericht,  dat  hij  ons meen-  
 de  te  geeven,  te  begrijpen.  Na  enigen  tijd  geileren  
 te  hebben  in  die  poogingen  om  elkanderen  
 te  verltaan,  begreepen  wij  dat  het hoofdzaaklijke  
 van  hetgeen  men  ons  hier  mededeelde  was  dat,  
 fchoon  hier  geen  toevoer,  of van  levensmiddelen  
 of  fcheepsbehoefcen  te  krijgen  was,  deeze  dingen  
 egter  in  grooten  overvloed  te Bolcheretsk waren» 
 Dat  de  bevelhebber  allerwaarfchijnlijkst  zeer genegen  
 zoude  zijn  om  ons  te  bezorgen  hetgeen  
 wij  nodig  hadden;  maar  dat,  zoo  lang  de  fer-  
 jeant geene bevelen  van  hem  ontvangen  had,  noch  
 hij,  noch  zijn  volk  ,  noch  de  inboorlingen  hec  
 zouden  waagen  bij  ons  aan  boord  te  koomen. 
 Het  was  nu  tijd  voor ons  om  affcheid  te  nee-  
 men,  en,  alzoo  mijne  klederen nog  te nat waren  
 om  die  aan  te  trekken  ,  was  ik  genoodzaakt  
 andermaal  des ‘  ferjeants  goedgunftigheid  in  te  *  
 roepen,  en  hem  te  vraagen  of  ik  die  ,  welke  
 ik  van  hem  geleend  had,  mede  naar  boord  moge  
 neemen.  Dit  verzoek  wierd  mij  zeer  gaerne ingewilligd  
 ,  en  daar  wierd  onmiddelijk  voor  elk  
 van  ons  gezelfchap  eene  flede,  door  vijf honden  
 getrokken,  benevens een voerman,  bezorgd.  De, 
 mamatroozen  
 fchepten  een  groot  vermaak  in  dit  rijd-  
 tuig,  en, dat  hen nog  meer  vermaakte, was  dat de  
 twee bootshaaken  eene  afzonderlijke  (lede  hadden.  
 Deeze  Heden  zijn  zoo  ligt,  en  zij  zijn  zoo  wel  
 gebouwd  voor  het  oogmerk,  waartoe  zij  beftemd  
 zijn  ,  dat  zij  met  grooten  fpoed  en  volkoomen  
 veilig  over  het  ijs  gongen,  dat ons met alle  onze  
 voorzigtigheid  onmogelijk  zou  geweest  zijn  te  
 voet  over  te  koomen. 
 Bij  onze  terugkomst  vonden  wij  de  floepen  de  
 fchepen  naar  het  dorp  boegfeerende  ,  en  ten  
 zeven  uuren  kwamen  wij  tot  digt  aan  het  ijs  en  
 vertuiden  ons  met  het  klein  boeg-anker  in  hec  
 N.  O.  en het  best  boeg-anker  in  het Z. W .,  terwijl  
 de  mond  van  de  baai  Z.  ten  O.  en  Z.  | O.  
 van  ons  lag  ,  en  de  oftrog  N.  ï  O.  anderhalve  
 Engelfche  mijl  van  ons.  Den  volgenden  morgen  
 wierden  de  vaten  en  kabels  op  het  half-dek  ge-  
 bragt,  ten  einde  het  fchip  van  voeren  te  ligten,  
 en  de  timmerlieden  wierden  aan  het  werk  gezet  
 om  het  lek  te  floppen,  dat  ons  geduurende  onzen  
 laatften  tagt  zoo  veel  moeite  veroorzaakt  had.  
 Men  bevond  dat  het  veroorzaakt  was  door  het  afvallen  
 van  enige  ftukken  van  de  huid  van  onder  
 den  boeg  aan  bakboord,  en  het  wegfpoelen  van  
 het werk  van  tusfehen  de  planken.  Hec warm  weder, 
   dat  wij  midden  op  den  dag  hadden ,  Jbegon  
 het  ijs  zeer  flerk  te  doen  afbreeken  ,  dat,  met 
 het