
 
		348  [M eij  1779.]  R E I Z E   n a a r   b e n 
 inwooners  waren  ook  in  denzelfden  toefiand,  en  
 wij  bemerkten  in  het  bijzonder  dat  onze  vriend  de  
 ferjeant,  door wat  te  rijklijk  te  gebruiken  van  de  
 fterke  dranken,  die  wij  hem  gegeeven  hadden,  
 z ig,  in weinige  dagen,  enige  van  de  ontrustendfte  
 toevallen  van  die  ziekte  had  op  den  hals  gehaald.  
 In  deezen beklaaglijken Haatfielde Kapitein clerke  
 hen  alle  onder  het  opzigt  van  onze  heelmeesters,  
 en beval hun een  voorraad van  zuur - kool en mout  
 voor  ongegist  bier  tot  hun  gebruik  te  geeven.  
 Het was  verbaazend  bij  onze  terugkomst  van Bol-  
 cheretsk  te  zien  welke  verandering  op  de  aan-  
 gezigten  van  bijna  alle  die  wij  ontmoeteden  had  
 plaats  gegrepen,  en  onze  heelmeesters  zeiden mij  
 dat  zij  hunne  Ipoedige  herftelling  voornamelijk  
 aan  de  uitwerkzelen  van  de  mout  toefchreeven. 
 Den eerftenjunij  kreegen wij  twee honderd vijftig  
 poods  of  negen  duizend  ponden  roggen-meel  
 aan  boord,  dat  ons  uit de  magazijnen  van  St. Pie-  
 ter  en  St.  Paulus  bezorgd  wierd,  en  de  Ontdekking  
 kreeg  eene  evenredige  hoeveelheid.  Het  
 volk  wierd  onmiddelijk  op  de  volle  portie brood  
 gefield,  dat  hun  zedert  ons  vertrek  van  de  Kaap  
 de Goede Hoop  niet  had  mogen  gebeuren.  Dienzelfden  
 dag  hadden  wij  onze  voile  laading water  
 in,  hebbende  vijf  en  zestig  vaten  aan  boord  ge-  
 noomen. 
 Den  vierden  hadden  wij  firisfe  koelten  en  fter-  
 ken  regen,  dat  ons  te  leur  ftelde  in  ons  voorneemen 
 S T IL L E N  O C E A A N .  [Juni]  t779.]   349 
 men  van  te  vlaggen  ,  en  ons  noodzaakte  ons  te  
 vergenoegen  met  het  losfen  van  een  en  twintig  
 kanon-fchooten  ter  eere  van  ’sKonings geboortedag, 
   en  met  dien  in  apdere  opzigten  zoo  goed  ce  
 vieren  als  wij  konden.  P o*r t ,  die  bij  ons  ge-  
 laaten  was  om  zijne  kennis  in  de  taaien,  gedroeg  
 zig  zoo  zedig en  befcheiden,  dat hij,  zoo  dra  zijn  
 meester  was  vertrokken,;niét  langer  jan  p o r ï   
 was, maar mijn  Heer  pqr t   de  tolk,  en,  zoo wel  
 als  de  ferjeant  (in  zijne  hoedanigheid  van bevel-  
 voerer  van  de  plaats}  aan  het  feest  van  den  dag  
 deel  had.  Onze  waerde  vriend,  de  priester  van  
 Paratounca,  vernoomen  hebbende  dat  het  de  
 geboorte-dag  van  onzen  Koning  was  ,  gaf  ook  
 een  kostbaar  feest,  waarop  enige  van  onze  hee-  
 ren  tegenswoordig  waren,  die  zeer  veel  vermaak  
 in  hun  onthaal  fcheenen  gehad  te hebben,  dat  in  
 overvloed  van  goed  eeten  en  drinken  en  danfen  
 befiaan  had. 
 Den  zesden  wierden  ons  twintig  fluks  vee  op  
 last  van  den  bevelhebber  gezonden  van  den  
 Verchnei  Oflrog,  liggende  aan  de  rivier  Kamt-  
 fchatka,  op  den  afftand  van  bijna  honderd  Engel-  
 fche  mijlen  van  deeze  plaats,  in  eene  regte  lijn.  
 Zij waren  van  middenmaatige  grootte  en  kwamen,  
 fchoon  deKamtfchadaalen  zeventien  dagen  hadden  
 doorgebragt  met  dezelve  naar  de  haven  te  drijven  
 ,  in  goeden  ftaat  alhier  aan.  De  vier  volgende  
 dagen  wierden  belleed  met  ons  gereed  te 
 maa