
 
		wifld  van  de  andere  zijde  van  de  baai  gedreven  
 bad.  De  Ontdekking  ,  ziende  dat  zij  bezet  geraakten, 
   had  ’er  de  groote  floep  naar  toe gezonden  
 ,  maar  zij  ondergong  weldra  hetzelfde  lot,  
 en  in  korten  tijd  had  het  ijs haar  bijna  een  vierde  
 van  eene  Engelfche  mijl  omfingeld.  Dit  noodzaakte  
 ons  tot den  avond'aan  land  te  blijven,  wanneer  
 wij,  ziende  dat  ’er  geene  kans  was  om  de  
 floepen  los  te  krijgen,  enige  van  ons  in  fleden naar  
 den  zoom  van  het  ijs  zonden,  van  waar  zij  met  
 floepen  van  de  fchepen  afgehaald  wierden  ,  en  
 (de  overige  bleeven  den geheelen  nacht  aan wal. 
 Het  bleef  den  gantfchen  nacht  fterk  vriezen,  
 maar  den  vierden,  voor  den morgen,  veranderde  
 de  wind,  dreef  het  drijf-ijs  weg,  en  maakte  de  
 floepen  vrij,  zonder  dat  zij  de  minfte  fchade  be-  
 koomen  hadden. 
 Omtrent  tien  uuren  in  den  voormiddag  zagen  
 wij  verfcheiden  fleden  tot  op  den  zoom  van  het  
 ijs  rijden,  en  zonden  eene  floep  om  degeene,  
 die  ’er  in  waren,  aan  boord  te  haaien.  Een van  
 deeze  was eën Rusfisch  koopman  van Bolchëretsk,  
 FEDOSITSCH  genaamd,  en  de  ander  een  Duifc-  
 fcher,  met  naame  p o r t ,  die eenen  brief gebragt  
 hadden  van  den Major  b e h m ,  den  bevelhebber  
 van Kamfthatka,  aan  Kapitein  c l e r k -e.  Toen  
 Zij  op  den  zoom  van  het  ijs  gekoomen  waren  en  
 de grootte van de fchepen  onderfcheidenlijk  zagen,  
 die  toen  nog  geene  vijftig  roeden  van  hun  af lagen, 
 gen  ,  fcheenen  zij  zeer  ontrust,  en  verzogten,  
 voor  zij  het durfden waagen  af te  vaaren,  dat  ’er  
 twee  van  ons  bootsvolk  tot gijzelaars zouden  ge-  
 laaten  worden.  Wij  bevonden  naderhand  dat  
 isïvïyloff,  in  zijnen brief aan  den  bevel voerer,  
 ons,  om welke  reden  konden wij  niet begrijpen,  
 had  opgegeeven  voor  tWee  kleine  koopvaardij-  
 floepen,  en  dat  de  fefjeattt,  die  de fchepen  flechts  
 van  verre  gezien  had,  deeze  dwaaling  in  zijne  
 brieven  niet  verbeterd  had. 
 Toen  zij  aan  boord  kwamen  ,  zagen  Wij  nog  
 aan  hun  omzigtig  en  vreesachtig  gedrag  dat  zij  
 onder  eene  onverklaarbaare  vrees  verkeerden,  en  
 daar  vertoonde  zig  eene  ongemeene  vergenoegdheid  
 op  hun  gelaat i   toen  de  Duitfcher  iemand  
 onder  ons  vond  ,  met  wien  hij  fpreeken  kon*  
 Deeze  was  de Heer We b b e r ,  die  volmaakt wel  
 hoogduitsch  fprak,  en  die  heneindelijk,  fchoon  
 met  moeite  ,  overtuigde  dat  wij  Ëngelfchen  en  
 vrienden  waren.  De  Heer  p o r t ,  bij  den Heef  
 c l ë r k ë   gebragt  zijnde,  overhandigde  hem  den  
 brief  van  den bevel voerer, die  in het hoogduitsch  
 gefchreven  was,  en  niets  dan  pligtplegingen  inhield, 
   hem  en  zijne  officieren  te  Bolcheretsk  verzoekende, 
   naar  welke  plaats  het  volk,  dat  den-  
 zelven bragt,  ons brengen moest.  De Heer port   
 berichtte  hem  te  gelijkentijd  dat  de  Major, een  
 zeer  verkeerd  denkbeeld  van  de  grootte  van  de  
 fchepen  had  opgevat,  gelijk  ook  van  den  dienst,  
 T   a  waar*