
 
		plaatfen  dat  m u l l e r   aanleiding  kreeg  om  het  
 land  der Tschutski  die  gedaante  te  geeven,  welke  
 wij  op  zijne  kaart  vinden;  doch  ware  hij  bekend  
 geweest met  de  ligging van de Oost-Kaap,  gelijk  
 die door  Kapitein  cook  bevonden  is,  en  de  aan-  
 merklijke  overeenkomst  tusfchen  dezelve  en  dit  
 voorgebergte  o f  deeze  land - engte  ( want  men  
 moet  acht  geeven dat desh ne f f   daarmede doorgaans  
 van  dezelfde  zaak  fchïjnt  te  fpreeken)  in  de  
 reeds gemelde bijzonderheden,  vertrouw  ik dat hij  
 deeze  uitdrukkingen  enkel op  zigzelve  niet  gewig-  
 tig  genoeg  zoude  geoordeeld  hebben om daarom  
 hecNoord-Oostlijk  eind van Afia  zoo verre Noordwaarts  
 of  Oostwaarts  uit  te  ftrekken;  want deeze  
 uitdrukkingen  zijn,  in  alle  geval,  niet  onbeftaaa*  
 baar met het gevoelen,  dat wij  aangenoomen heb-,  
 ben,  zoo  wij  onderftellen  dat de sh ne f f   deeze  
 {trekkingen opgenoomen  heeft uit de kleine  bogt,  
 die  ten Westen  van  de Kaap  ligt. 
 Het  bericht  van  den  Kofak  p o p o f f ,  in  het  
 jaar  1711  aan  de  Anadirskoi  oflrog  gegeeven,  
 fchijnt  het  volgend  gezag  te  zijn,  waarop mull 
 e r   zig  gegrond  heeft»  en  behalven  deeze  twee  
 ken  ik  geen  ander.  Deeze  Kofak  wierd  met  
 verfcheiden  andere  over  land  gezonden om  fchat-  
 ting  op  te  haaien van  de onafhanglijke Tschutski  
 ftammen  ,  die  omtrent  de  Nofs  woonden.  D«  
 eerfte omftandigbeid in  het bericht van  deeze  reis,  
 die  tot  het  kennen  van  de  ligging van Tschukotskot 
 hol  Nofs  leiden  kan  ,  is  derzelver  affland  van  
 Anadirsh  ;  en  deeze  wordt  opgegeeven  als  tien  
 weeken  reizens  met  geladen  ren-dieren,  waarbij  
 gevoegd  wordt  dat  zij  flechts  zeer  korte  dagreizen  
 deeden.  Het  is  onmogelijk  uit  een  zoo  
 onbepaald  bericht  veel  beduiten  te  trekken;  dan,  
 alzoo  de  afftand  tusfchen  de  Oost-Kaap  en  de  
 Oflrog  van  meer  dan  twee  honderd mijlen  in  eene  
 regte  lijn  i s ,  en  daarom  kan  onderfteld  worden  
 twaalf  of  vijfden  Engelfche  mijlen  daags  toe  te  
 laaten,  kan  derzelver  ligging  niet  onbegaanbaar  
 gerekend  worden  met  p o p o f f s  rekening.  De  
 volgende omftandigheid,  in  deeze  opgave vermeld,  
 is  dat  hun  weg  langs  den  voet  eener  rots  liep,  
 Mathol  genaamd,  in  het  diepst  van  eene groote  
 golf gelegen.  Deeze  golf onderdek m u l l e r   de  
 baai  te  zijn,  welke  hij  tusfchen  66°  en  7 a0  geplaatst  
 heeft , en  daarom  plaatst  hij  de  rots Mathol  
 in  het  midden  van  dezelve;  maar  het  fchijnt even  
 waarfchijnlijk,  zelfs al  hadden  wij  zoo  veele  redenen  
 niet  om aan  het  beftaan  dier  baai  te  twijfelen,  
 dat  zij  een  gedeelte  is  van  de  golf  van Anadir,  
 welke  zij  ongetwijfeld  moesten  aandoen  op  hunnen  
 weg  van  de  Oflrog  naar  de  Oost-Kaap. 
 Doch  dat  deeze  zaak  buiten  allen kijf fchijnt  te  
 keilen  en  te  bewijzen  dat  de Kaap,  door p o p o f f   
 bezogc,  niet  ten  Noorden  van  69°  Breedte  kan  
 liggen,  is  dat  gedeelte  van  zijn  bericht,  dat  ik  
 reeds  heb  aangehaald,  betreklijk  het  eiland,  over 
 de