
 
		dien  grond  hadden  wij  reden  om  te  twijfelen  of  
 de  twee  vaste  landen  in  den  winter niet  wel  door  
 het  ijs  met  mallumderen  zonden  verbonden  zijn,  
 en  dit  ftrookt  zeer  wel  met  hetgeen  men  ons  in  
 Kamtfchatka  vertelde  dat  men  op  de  Siberifche  
 kust  in  den  winter van  het  land  op  het  ijs  afgaat,  
 tot  grooter afftanden  dan  de  breedte  der  zee  is,  op  
 foramige  plaatfei?  van  het  een  vast  land  tot  het  
 ander. 
 In  de narichten,  waarvan  boven  gefprooken  is,  
 wordt  de volgende aanmerklijke omftandigjheid verhaald. 
   Van  het land,  dat van  &eTschukotskoi Nofs  
 gezien  wordt,  fpreekende,  wordt  ’er  gezegd  dat  
 zij  ,,  in  den  zomer in  eenen dag naar  het  land zei-  
 „   len  in  baldares,  eene  foorc  van  vaartuigen  van  
 „   walvisch - beenderen  gebouwd,  en met  fobbenvellen  
 overtrokken,  en  da tin den winter,  als men  
 „   fnel  met  rendieren  rijdt,  de  reis  ook  in  eenen  
 „   dag  kan  gedaan  worden.”  Een  genoegzaam  
 bewijs  dat  de  twee  vaste  landen  gewoonlijk  door  
 het  ijs  aan  malkanderen  vast  gehecht  waren. 
 Het  bericht,  door m u l l e r   gegeeven  van  eenen  
 van  de  togten,  ondernoomen  om  een  ondetfteld  
 eiland  in  de  Ijs-zee  te  ontdekken,  is  nog  aan-  
 merklijker.  ,,  In  het  jaar  1714  rustede  men  zig  
 „   te  Jakutz  tot  eenen  nieuwen  togt  uit  naar  de-  
 „   zelfde  plaats  onder  het  bevel  van  a l e x e i   
 ,,  m a r k o f f ,  die  den  mond van  de  Jana moest  
 „   uitzeilen;  en  zoo  de  Schitiki  niet gefchikt waren 
 „   ren  tot  zee - reizen  ,  moest  h ij,  op  eene  be-  
 „   kwaame plaats,  vaartuigen  bouwen, met welke  
 „   hij  de  ontdekkingen  zonder  gevaar zoude  kun-  
 „   nen  vervolgen.” 
 „   Bij  zijne  aankomst  te  Ust - janskoe  Simovie,  
 „   de  haven  daar  hij  te  fcheep  moest  gaan,  zond  
 „   hij  een  bericht,  gedagtekend  den  tweeden  Fe-  
 „   bruarij  1715  aan  deKancelarij  te J a k u tz ,  waar-  
 „   in  hij  zeide  dat  het  onmogelijk  was  de  zee  te  
 „   bevaaren,  alzoo  zij altijd bevrozen  was,  zoo  in  
 „   den  zomer als  in  den winter,  en dat  om  die  re-  
 „   den  de  voorgenoomen  togt  niet  anders  ter  uit-  
 „   voer  gebragt  kon worden  dan  met  lieden,  door  
 „   honden  getrokken.  Hij  vertrok  dan  ook  op  
 ,,  deeze  wijze  met  negen  perfonen  den  tienden  
 „   Maart  van  datzelfde  jaar  en  kwam  den  derden  
 „   April daaraanvolgenden  te Ust-janskoe  Simovie  
 „   terug.  Het  bericht  aangaande  zijne  reis  luidt  
 „   als  volgt: Dat hij  zeven  dagen  voorcreisde,  zoo  
 „   fnel  als  zijne  honden  trekken  konden  ( dat  bij  
 „   goede  wegen  en bekwaam weder  tagtig  of hon-  
 „   derd werfteh  daags  is)  regt Noordwaarts,  over  
 „   het  ijs,  zonder  een  eiland  te  ontdekken\  dat  
 „   het  hem  onmogelijk  geweest  was  verder  voort  
 ,,  te  gaan  ,  alzoo  het  ijs  aldaar  in  de  zee  tot  
 „   bergen  opeengeftapeld  was;  dat  hij  tot  op  de  
 ,,  toppen  van  enige  dier  bergen  geklommen  was,  
 ,,  daar  hij  zeer  verre rondom  zig  zien  kon,  doch  
 ,,  dat  hij  geen  fchijn  van  land  had  kunnen  onc-  
 C c   4  „  waa