Zeilen, die, volgens de Rüsftfche aardrijkbefchrij,
vers, liet fchiereiland föwmtfchctth^ bepaalt en
de zuidlijke grens van het land der Koriakken
wordt.
Den twee en twintigflen voeren wij voorbij .
eenen dooden walvisch , die eenen afgrijslijken
flank van zig gaf, welken men op meer dan eene
mijl afflands rieken kon.; hij was met eene menigte
zee-vogelen bedekt;, die ’er op aasden.
Den vier en twintigflen gong de wind, welke
de drie voorige dagen het kompas rond geloopen
had, in het Z. W. ftaan, en hragt helder weêr
mede, met welk wij onze koers N.'O. ten N.
dwarsch over de baai vervolgden , zonder land
in het gezigt te hebben.
Wij zagen deezen dag veele meeuwen, en waren
getuigen van de walgende wijze van aazen
van den keerkring-meeuw , die hem den naam
van ftront-jager (*) heeft doen ;geeven.
Den vijf en twintigflen , ten een uur na den
middag , op 59° ia ' Bireedte en op i68° 35'
Lengte zijnde, wakkerde de wind uit dezelfde
ftreek
(*) De Larus parajïticus. Deeze vogel, die wat groo*
ter dan de gemeene meeuw is, vervolgt den laatften daar
hij hem ontmoet; de. meeuw na enigen tijd al fchreeu-
wende gevlogen te hebben, met blijkbaare tekenen van groo*
ten fchrik, laat zijn afgang vallen,, waarop zijn vervolger
terftond nederfchiet, en dien hij vangt voor dezelve in
zee valt.
flreek en daar kwam eene dikke mist op, eq ongelukkiglijk
juist toen wij Olutorskoi JSofs yey-
wagreden in het gezigt te zullen krijgen , die,
zoo m u l l e r dezelve wel plaatst, op 590 30'
Breedte en 167° 3 6 'Lengte, toen Hechts twaalf
mijlen van ons kon wezen, op welken affland land
van eene maatige hoogte wel zigtbaar zoude hebben
kunnen zijn. Doch als hier dezelfde dwaa-
ling in de Lengte plaats heeft , welke wij tpt
nog toe overal gevonden hebben, zouden wij ’er
veel digter bij geweest zijn ^ zelfs voor de mi§t
opkwam; en, alzoo wij op dien tijd geen’ fchjjn
van land zagen , moet het zeer laag geweest
zijn, of daar moet eene dwaaling in de B/eedte
in het bericht van m u l l e r wezen. Wij peilden,
maar vonden geen’ grond met honderd zestjg
vademen.
Naardien de lucht fleeds dikjcer wierd en dit
ons belettede het land meer te naderen, Huurden
wij ten vijf uuren O. ten N ., dat wat Opsdijker
is dan op de Rusfifche kaarten de flrekking van
de kust van Olutorskoi Nofs getekend Haat. Den
volgenden dag hadden wij een,e frisfe koelte uit
het Z. -W. die tot den zeven en twintigflen op
.den middag aanhield, wanneer de mist opklaarde
en .wij Noordwaarts Huurden, om in bet gezigt
van het land -te koomen. D.e Breedte wa? op den
middag volgens waarneeming 590 49' en de Lengte
*75° 4S'> fchoon wij in den voormiddag .wutar-
Z 4 raa