Eindelijk zeeker zijnde waar wij ons bevonden,
fluurden wij N. ten O. „Des avonds ten tien uuren
de lucht helder wordende, hadden wij gelegenheid
om op hetzelfde tijdftip den aanmerklijken
fpitfen berg bij Prins van. finales Kaap op de
Kust van Amerika, en de Oost - Kaap van- Afia
met de twee aan malkander gehechte eilanden
van Ss. Diotnedes ’er tusfchen-, in het gezigt t@
hebben.
Den zesden op den middag was onze Breedte
naar onze rekening 67® N. en onze Lengte 191°
6' O. Reeds zeer veele groote ijs- klompen
voorbijgevaaren zijnde, en gezien hebbende dat
het aan de Kust van Afia nog op verfcheiden plaat-
zen aan het land vast was, waren wij niet zeer
verwonderd, ten drie uuren in den agtermiddag,
een zeer groot ijs-veld te ontmoeten, dat westwaarts
flrekte. Dit gezigt gaf ons weinig hoop
van dit jaar veel verder naar het Noorden te zullen
koomen dan wij in het voorleden jaar gekoo*
men waren.
In den agtermiddag weinig wind hebbende,
zetteden wij de floepen uit om op de walrusfeti
af te gaan, die in groot aantal op de afzonderlijke
Hukken ijs zaten; maar zij kwamen weldra terug
zonder iets opgedaan te hebben, alzoo deeze dieren
zeer fchuuw zijn, en zig altoos in het water
begaven , voor zij hen binnen fchoot konden
krijgen..
Des
Des avonds ten zeven uuren heisten wij de floepen
binnen boord, en den wind uit het Zuiden
aanwakkerenden, fluurden wij N. O. met inzigc
om het vast land van Amerika op te neemen tusfchen
68° en 69° Breedte, daar wij hetzelve in
het voorig jaar, wegens het mistig weder, niet
hadden kunnen onderzoeken. Wij wierden egter
in deeze onze pooging wederom grootendeels te
leur gefield; want-op den zevenden, des morgens
ten zes uuren, wierden wij gefluit door een groot
ijs-veld, dat zig van het N. W. tot het Z. O.
uitftrekte; doch kort daarop den horizont ophelde-
renden, hadden wij de Amerikaanfche kust in het
gezigt op omtrent tien mijlen afflands, zig van
het N. O. ten O. tot O. uicftrekkende, en liggende
, volgens waarneeming, tusfchen 68° en
68° 20 Breedte. Alzoo het weder helder en het
ijs njet hoog was, konden wij ’er zeer verre over
zien. Het vertoonde zig als eene vaste digte
oppervlakte, niet in het minfle ontdooid en fcheen
ons toe ook aan het land vast te wezen.
Het weder kort daarop dampig wordende, zagen
wij geen land meer, en , alzoo ’er geene
mogelijkheid was om ’er nader bij te koomen,
fluurden wij N. N. W. digt langs het ijs heen,
en kwamen omtrent den middag om deszelfs westlijke
punt, wanneer wij bevonden, dat het omtrent
Noordwaarts flrekte. Onze Breedte was
nu, naar onze rekening, 68° La' en onze Lengte
19a0