sa [ Jan. 1779.] R E I Z E naar den
krijgs - bevelhebbers of Earees als over dat van de
priefters. In alle onze handelingen met de eerde
vonden wij hen oplettend op hun eigen belang,
en, behalven hunne gewoonte van fteelen, die
enige verfchooning kan vinden in de algemeenheid
van dit gebruik onder de eilanders in deeze
zeeën, maakten zij nog gebruik van andere, even
fchandelijke, konftenarijen. Ik zal Ter maar een
voorbeeld van bijbrengen , waarin wij met leedwezen
bevonden dat onze vriend koah voorna*
melijk betrokken was. Alzoo de opperhoofden,
die ons gefchenken van varkens bragten, altoos
met eene goede belooning terug wierden gezonden,
hadden wij gemeenlijk meer voorraad dan
wij gebruiken konden. Bij zulke gelegenheden
was koah, die nooit miste ons te verzeilen,
gewoon te verzoeken om de varkens, die wij niet
nodig hadden, en wij gaven hem die altoos. Op
eenen dag gebeurde het dat ons eene bigge wierd
aangeboden door eenen man, dien koah ons
zelf voorftelde als een opperhoofd, welk verlangende
was ons te begroeten, en wij merkten dat
de bigge dezelfde was , die even te vooren aan
koah was gefchonken. Die ons doende vermoeden
dat ’er de eene o f andere ftreek onder
fchuilde, bevonden wij, bij nader onderzoek,
dat het gewaand opperhoofd een gemeen man
was, en, dit met andere omftandigheden zaamenkno
opknoopende,
hadden wij reden om te denken dat
het niet de eerde reis was dat wij op diergelijke
wijze bedrogen waren.
De zaaken bleeven op deezen voet tot den vier
en twintigden, wanneer wij zeer verwonderd wa-
-ren te zien dat men geene kanos van land liet ftee-
ken, en dat de inboorlingen zig digt bij hunne
huizen hielden. Na verfcheiden uuren in twijfeling
geweest te zijn, vernamen wij dat de baai
getabood was .en dat alle gemeenfehap met ons
verboden was, ter oorzaak van de aankomst van
t e Rit E i o b 0 0, Alzoo wij zoodanig een geval
niet voorzien hadden , was het volk van
beiden de fchepen genoodzaakt den dag zonder
hunne gewoone portie van vrugten doortebren-
gen. Zij tragteden dan des anderen daags ’s morgens
, zoo door beloften :als bedreigingen, de
inboorlingen over te haaien om aan het fchip te
koomen, en toen enige hunner het eindelijk
waagden van land te deeken, zag men een opperhoofd,
dat hen weg wilde jaagen. Men fchoot
onmiddelijk een’ fnaphaan over zijn hoofd af, om
hem te doen afhouden, dat de verlangde uitwerking
ihad, en kort daarop kogten wij weder ver-
verfchipgen als naar gewoonte. In den agtermid-
dag kwam t e r r e e q b o o aan en bezogt de fchepen
zonder enige plechtigheid , flechts van eene
kano vergeld, waarin zig zijne vrouw en kinde-
B 4 ren