
 
		I ()4  IVMaaft  1779*3  R E I Z E   na a r   dén 
 de  levensmiddelen  aan,  die  zij  medegebragt  had»  
 den.  Zijn  gedrag  was  ongedwongen  en  vrolijk j  
 hij  liet  naauwlijks,  op  het  gezigc  van  ons  volk,  
 -  verwondering  blijken,  en  fchoon  zij  bij  hem  aandrongen  
 om  enige  van  onze  merkwaerdigheden  
 aanteneemen,  weigerde  hij  zulks  en  begaf  zig  
 weldra  weder  in zijne  wooning.  Zij  befchreevea  
 hem  als  den  oudHen  man,  dien  iemand  van  hun  
 ooit  gezien  had  en  z ij,  die  zijnen  ouderdom  
 laagst  fchatteden,  rekenden  hem  meer  dan  honderd  
 jaaren oud  te zijn. 
 Alzoo  ons  volk  gemeend  had  dat  de  berg  niet  
 meer  dan  tien  of  twaalf Engelfche mijlen  van  de  
 baai  was,  en  dus  dat  zij  dien  den  volgenden morgen  
 met  gemak  bereiken  zouden,  eene dwaaling,  
 waarin  deszelfs  groote  hoogte  hen  waarfchijnlijk  
 gebragt had, waren  zij  nu zeer  verwonderd  te zien  
 dat  de  affland  nog  niet  merklijk verminderd was.  
 Deeze  omflandigheid,  gevoegd  bij  den  onbe-  
 woonden Haat van  het land,  waarin  zij nu Honden  
 te  koomen,  maakte  het noodzaaklijk zig van  meer  
 levensmiddelen  te  voorzien,  waarom  zij  eenen  
 van  hunne  gidfen  naar  het  dorp  terug  zonden.  
 Terwijl  zij  naar  zijne  terugkomst  wagteden,  
 kwamen  enige  van  k a o o s   bedienden  bij  hen,  
 welke  de  liefdaadige  oude man  hen  agter naar gezonden  
 had,  zoo  dra  hij  van  hunne  reis gehoord  
 had,  met  ververfchingen  bekaden,  en  met  volmacht, 
 macht,  alzoo  hun  weg  door  zijne  landen  liep,  
 alles  wat  zij  nodig  mogten  hebben  te  vraagen  of  
 weg  te neemen. 
 Onze  reizigers  waren  zeer verwonderd  de  koude  
 alhier  zoo  fcherp  te vinden;  doch  geen’  thermometer  
 bij  zig  hebbende,  konden  zij  ’er Hechts  
 op  het gevoel  van  oordeelen,  dat,  door  de warm©  
 lucht,  waaruit  zij  kwamen,  een  zeer bedrieglijke  
 maat  moet  geweest  zijn.  Eij  vonden  het  egter  
 zoo  koud,  dat  zij Hechts  weinig  konden  flaapen,  
 en  de  inboorlingen  in  het geheel niet,  terwijl de  
 eene  zoo  wel  als  de  andere  den  gantfchen nacht  
 met  aanhoudend  hoesten  gekweld  wierden.  Alzoo  
 zij  nu  nog  niet  op  eene  zeer  aanmerklijke  
 hoogte  konden  zijn,  naardien  zij  Hechts  zes  of  
 zeven Engelfche  mijlen  van de  zee  verwijderd waren, 
   en  een  gedeelte  van  den  weg  Hechts  zeer  
 weinig  opgeloopen  was,  moet  deeze  buitenge-  
 meene  koude aan den Oostlijken -wind  toegefchre-  
 ven  worden,  die  fris  over  de  fneeuw-bergen  
 kwam  waaien. 
 Den  zeven  en  twintigHen  *s morgens vroeg gon-  
 gen  zij  weder  weg,  en  vulden  hunne  kalebasfen  
 aan  eene  uitmuntende  bron  omtrent  eene  halve  
 Engelfche  mijl  van  hunne  hut.  De  plantagieën  
 voorbij  zijnde,  kwamen  zij  aan  een  digt  bosch,  
 hetwelk  zij  ingongen  langs  eèn  pad,  tot  gemak  
 van  de  inboorlingen  gemaakt,  die  ’er  in  gaan.  
 om  wilde  plataanen  te  haaien  en  om  vogelen  te 
 L   3  wetr