Daar was niet aan te denken om deeze onbe-
fchofcheid met geweld te beteugelen, wij konden
dan niets beter doen dan ons ’er zoo goed wij
bonden voor wagten, en het overige geduldig
verdraagen» Mijne vrees wierd egter een wei-
opgewekt door het bericht, dat ik kort daar
op van den ferjeant der foldaaten ontvong, die
mij zeide dat hij, zig eensklaps omwendende»
«enen man agter mij gezien had, die een ponjaard
hield als of hij mij dien in het lijf wiide
Iteeken. Hij kan zig hier in bedrogen hebben;
«gter was onze toefland voorzeeker hachlijk en
ontrustende en de minlie misflap van onzen kant
20U doodlijk voor ons hebben kunnen zijn. Naardien
ons volk in drie kleine benden gefcheiden
-■ was, eene aan het meir om de water-vaten te
vullen, eene andere, die dezelve naar het llrand
rolde, en de derde wat verder levensmiddelen
Jtoopende, kwam mij eens in gedagten of het
niet beter zoude zijn hen alle bij een te verzamelen
en maar eenen dienst tegelijk ter uitvoer
te brengen en te dekken; maar het nader inziende,
vond ik het raadzaamer hen te laaten
daar zij waren. In geval van eenen wezenlijden
aanval kon onze geheele macht, hoe voor*
deelig ook geplaatst, Hechts eenen geringen
weêrlland gedaan hebben. Aan den anderen
kant kwam het mij voor van enig belang te
zijn de inboorlingen te toonen dat wij niet bevreesd
Vreesd waren, en, dat nog van meer belang
was, de menigte wierd op deeze wijze verdeeld
gehouden, en een aanmerklijk gedeelte bleef geheel
bezig met het verkoopen van levensmiddelen.
Het is waarfchijnlijk dat huntte vrees voor de
uitwerkzelen van ons fchiergeweer de voornaam-
fie oorzaak was dat zij ons niet aanvielen , en
waarlijk het vertrouwen, dat wij in dit voordeel
bleeken te Hellen, door maar vijf foldaaten tegen
hunne geheele machc te gebruiken, moet hun
een zeer groot denkbeeld van onze meerderheid
gegeeven hebben. Het was onze zaak dit denkbeeld
zoo veel mogelijk levendig tè houden, en
ik moet ons volk het recht doen van te zeggen
dat geen volk zig met mogelijkheid beter konde
gedraagen hebben om deeze indrukzelen te verkerken.
Al dat voor boert kon opgenoomen worden
verdroegen zij met de uiterfle bedaardheid en
het grootfle geduld, en zoo dikwijls’er ernflige
poogingen gedaan wierden om hen te floeren.
Helden zij ’er zig tegens met een barsch gezigt en
met bedreigingen. Op deeze wijze gelukte het
ons alle de water-vaten op de kant te krijgen,
zonder dat on§ iets kwaads overkwam.
Terwijl wij dezelve in de floep laadden, wierden
de inboorlingen, befpeurende dat de gelegenheid
om te plonderen dra over zou zijn, allen
©ogenblik floucer en onbefchofter. In deezen