VII.
A fdeel.
III.
Hoofd*
stuk.
Zwart
Petms-
MaeJr.
In Italië, Switzerland en de Bergagtigft§.
deelen van Duitfchland groeit deeze Soort,
die in Vrankryk ook niet ongemeen is, Men
vindtze in Engeland dikvvils op Steenachtige
donkere plaatfen , aan oude Muuren, aan de
Wortels van Boomen en de Schoeijingen van
Graften en Vyvers, inzonderheid in een Kjei-
jige Grond, zegt M o r i s o n , T o u r p ï e -
FORTftelc dit, en andere dergelyke Gewasfen,
in een Geflagt voor onder den naam van Fili-
cula, en geeft alleen voor Kenmerk op , dat
zy naar de Varens gelyken. Dit groeit
naauwlyks een half Voet hoog , en beftaat,
als de Steenruite, uit eene Verzameling van
gefteelde Blaadjes , van agteren met een Saffraankleurig
Zaad (lof.
D o p onheus heeft dit Kruid voorgefleld
onder den naam van Zwart Eiken - Varen, in ’c
Latyn Dryopteris nigra , en het fchynt dien
naam weezentlyk te verdienen; hoewel L o-
8 e l zegt, dat men het zeer verkeerdelyk voor
Jdryopteris genomen hebbe. Zyn Leermeefter
* R o n -
23. Gouan Monsp. 526- R eich. Francf. I2i. Asplen.
Frond. duplicato - pinnatis &c. R. Lugdb. 498. Aspi.
Fol triangularibus, Pinnis pinnatis , Pinnulis fernipin-
jiatis, Lobulis ovatis ferratis. Hall. Helv. inckoat. 111.
j>. 9, Dalib. F cv'. 311, Filicuia quse Adianthuiu nigrum
Offieinarum. Toürnf. In ft. 542* J. B. Hift. 111. p. 737.
Onopteris major. Tabern. 796, Dryoptwis nigra. Do».
Pempt, 466.
R on pRPETius hadt in zyneLesfen opent- afdeel,
lyk gezegd» dat door de beeftige domheid van
fommige Aptekers , met dit Kruid voor Ei-moe.'
ken-Varen te neemen en in de Dranken
doen , veele Menfchen naar de Eeuwigheid Haair,
verzonden waren. De W o rte l, naamlyk, is
fcherp, wrang en floppende; niet verzagten-
of Afgang maakende, gelyk die van ’t Boomvaren.
Ondertusfchen behoort dit Kruid
weezeptlyk onder de v y f Haair kruiden (Herbet
Capilhres , ) wordende zelfs van T oorne-
for t Capillaire ordinaire geheten; terwyl hy
aanmerkt, dat hetzelve komt in de Borst-Sy-
roop van Haairplanten (*). Dus moet dan in
• ’ t Kruid een geheel andere eigenfchap dan in
de Wortelen zyn , die hetzelve heilzaam
maakt*
Door Scheidkundig onderzoek heeft men
uit deeze Plant verfcheide Zuure Vogten ,
een weinig Pisachtigen Geest en vast Z ou t,
als
(«) De Stjrupus Ctpiïlorum Veneris, naamelyk , die
volgens verfchillende V oorfchriften gereed gemaakt wordt;
fzie E lzevier Apothekers Woordenboek maar in welke
altoos eenigen komen van de vyf Haairkruiden, en in
de famengeftelde van Renodteijs altemaal: te weeten
1. Het Échte Vrouwen- of Venus-Haair: 2, Het Zwarte
of gemeene, zynde dit: 3. Het Witte of de Steenruï-,
te, die voorgaat: 4. Het Ceterach of eigentlyke Miltkruid
: 5. Het Wederdood of Steenbreeke Trichomanes.
Van het Echte zal ik vervolgens fpreeKen en da» nog
nader van deeze Syroop 'gewag maakdn.