( 1 ) Parafolmos met een half bolronde Zornt•
fcherm.
( 2 ) Parafolmos met een platte Schyfronde
Zonnefcherm.
IX.
Aïdeel.
111.
H o o f d s
t u k.L
Splach«
Kum ru-
brum.
Rood. De eerfte van de twee , in ’t jaar 1695 in
L u te u rn N oorw egen ontdekt zynde door R i c h a r d
Geel. Wheler en aan Petiver medegedeeld,
kreeg van deezen den naam van Noorweegfch
bevallig 3Iost wegens de fraaiheid, en P l u -
ke het befchreef het als een klein Goudkleurig
Haair - M os , dat op ’t bovenfte van den
Steel, by het Hoofdje, een Schild draagt*
Moris o n noemde het Gekroond Noorweegfch
Mos en T ournefort betrok het tot de
Schurftmosfen; hetzelve Haairbladig Lichen
heetende, die lang gefteeld is,met een hoogrood
Bekken (*). De andere Kruidkundigen
van dien tyd helderden de kennis daar van
niet op, maar de vermaarde Bü x b a u m , hetzelve
(O Sptackuum Umbraculo Orbiculari hemisphaerico.
Syji. Aal. Veg. XIII. Gen. 1191. Sp. 1. Am. Acad. II.
p. 272. T. 3. f. 2. Ft. Suee. 11. N. 963, Muscus Norve*
gicus Umbraculo rnberrimo. Pet. Mas. 70. T- 1. f. 10.
Dii/l. M usc. 547. T. 83- f. 9- Mor. S. 15. T. 7. f. 10.
( O Splchmm Umbraculo orbiculari plano. Am.
Aead. 11. p. 277. T. 3. f. 1. Ft. Suec. 11. N. 964.
(*) Lichen Capillareo folio, elatior, Pelvi niberrira?»
Injt. p. 550.
zelve in Siberie, daar het zeer genteen is , jj£r
waarneemende, befchreef het nader, tot daf
het in zyne verfchillende ftaaten van groeijing Hoofde
paauwkeurig afgebeeld en omftandig yoorge-*^^
fteld werdt door den fchranderen D i l l e n t u s/olms* ’
en ook in Sweeden gevonden, in ’t jaar 1748,
in handen van den Heer L 1 n naéus kwarn,
onder wiens Voorzitting een Vertoog over dijt
Plantje, door dep Heer Mo n t i n , aan ’ t liphp
gegeven werdt,
Deeze Leerling van den Ridder , op tjes- pi. eir?
zelfs aanraaden , tot bevordering der Kruid- % &
kunde , in ’t volgende Jaar geheel lapland
dooibruifpnde, hadt het geluk, van gldaar
een nieuwe Soort te ontdekken van dip Ge-
flagt, welke het Zonnefchermpje in plaats van
holrond plat , en piet rood maar geel heeft.
Van beide deeze raare Mosplantjes hapit de
yriendelyke Heer T h p n b e r g , thans Leer-
aar der Kruidkunde te Upfal, onlangs d§
goedheid my te zenden, waar van ik hpt geels
hier in Fig. 6 , op Plaat C II, in afbeelding geef,
Ditverfchilt van het Roode weinig dan doordiep
hetzplye, ’t welk in ’ t eer ft ook half Bolrond
is, eindelyk geheel plat en geel wordt vap
Kleur; terwyL het Meelknopje bruinrood is
en met Tandjes als ook met een Dekzeltje
voorzien. Beiden fchieten uit een Vezelig
Worteltje een Haairdun Steeltje, dap onder
voor een gedeelte met Blaadjes is bedeed, dip