Vil.
A fdeel.
lil.
STÜ
Boomvaren.
aanhaalingen van H a l l e k middagklaar be-
fppurt (*). Wy weeten voor zeker, dat het
Hooïd- Poejjer van den Wortel, met vrugt, tot uit -
dryvinge van den Lintworm ingegeeven wordt,
mids het Lighaam , vooraf, door Purgeermiddelen
gezuiverd zy ( f) . De veelheid onder-
tusfchen en de leelyke Smaak, zyn by ’t in-
neemen zeer lastig. Anders zou het tegen de
ronde Darm - Wormen, volgens H o f m a n n ,
ook een goed Middel zyn. De nuttigheid der
gedroogde Bladen, in Matrasfes of Kusfens ,
om Kinderen op te leggen, die de Engel*
fche Ziekte hebben, is by ons zeer bekend ( j) .
Op ’t Eiland Faroe zoude de Ingezetenen den
W o rte l, in Bier gekookt, tegen den Steen
di’en-
(*) Vide Scopox-x Flor. Carniol. p. 170; door zynEd.
aan gehaald.
( f ) Zie de Proeven en Ondervindingen ten dien op-
zigte reeds verfcheide Jaaran in ’t werk gefteld door den
zeer kundigen Apotheker W- v a n B a r n e v e l d , in de
Hedend. Vadert. Letteroefeningen , V. D e e l N. 5 en 6 ,
óf bladz. 188 en 236. Deeze Heer, een groot Liefhebber
der Natuurkunde, heeft reeds een aahmerkelyk getal
Lintwormen, door deezen Varen - Wortel uitgedreeven,
verzameld , en verfcheide byzonderheden in dat Ongedierte
ontdekt.
(k) Pueris Rachitide laborantibus loco Straminis fub-
fternunt Batavi. B o e r h . Id. ibidem, uit H a l l e r . Helv%
Ed. I. p. 139; die twyfelde of het dit MaiiBetje dan 't
Wyfje moefte zyn: maar B o e r h a a v e ftelde de kragten
gelyk en fprak 00K niet van in plaats van Stroo, waar
de jonge Kinderen zelden op gelegd worden, in ons
Land.
dienftig' bevinden(*). De jonge Spruiten
als Spergies eetbaar en de'Schubben van den p“ i.
Wortel worden in Noorwegen, van ?t armes Hoofd«
Volk , by gebrek, wel zo in ’t Bier als in ’t g aom.
Brood gebruikt ( f) . Varen>
Éjii Varen verfchïlt niet alleen aanmerkelyk
in Geftaltè, van het Wyfjes - Varen, datTak-
kig is en wel driemaal zo hQog groeit; maar
ook in de manier van Vrugtmaakinge en veelal
in de Groeiplaats, als boven is gezegd. Ik
begryp derhalve niet, höe Ha l l e r ,zeggen
kon, dat het,even als ’t Wyfje , uitgebreide
Landftreeken beflaat en een plaag der Velden
is »naauwlyks uitgeroeid kunnende wordend).
Alle Autheuren getuigen, gelyk hy zelf ook
zegt, dat het Maonetje in Bosfchen groeit(§).
Maar inzonderheid verfchilt het doör de figuur
van den Wortel, die zeer knobbelig Schubbig
is en ruig , langs den Grond door het Aard-
ryk voortkruipende, en geduurig nieuwe Scheuten
uitgeevende, ’c welk zekerlyk dit Onkruid
moèielyk uit te roeijen maakt. Ook is in het
Mannetje die zonderlinge omjguliirig dèr Scheuten
, gelyk in veele andere Soorten van Varen,
opmerkelyk. ; :: (54^
P ) Ruttv Mat. Jted. p. 201,
Cf) Gunn. Flor. Notyeg* Fol, p. 4»
G ) Peftis Pascuorum vix ullo modo potest extirpari»
i& latas regiones, perinde ut Femina, tQttët. Belv. incha-
at. ibid.
CD Somtyds, evenwel, komt het Wyfj®s *V ateu>
yooi"
II, DfiEL, XIV» Stuk.