IX,
A f d e e l . 1 V.
H pOED"
STUK.
■ JU
'.Anthoïe-
ros punc-
tatus.
Geftippeld.
pi. cm .
**g- 5-
II.
Jjcevis.
Glad.
III.
Multifidus.
Gefhipperd.
is getyteld, Het bevat de drie volgende
Soorten*
» ( i ) Hoornbloem met onverdeeld, uit gehoekt ,
gefiippeld Loof.
■ ■ •00 Hoornbloetn met onverdeeld, uitgehoekt,
glad Loof
(3) Hoornbloem duhbeld Liniaal Findee-
lige Bladen,
Onze Afbeelding, Fig. 5 , op Plaat C III,
geeft een fchets van deeze Gewasjes, ftellen-
de de eerfte en grootfcè Soort voor, die het
Loof geftipp'eid heeft. Men ziet ’er uit, dat
zy ook'naar het Schurftmos gelyken, maar
inzonderheid verfchiilen door de Vrugtmaa-
kende deden, als gezegd is. Het Geftippel-
de Hoornbloem groeit in Engeland en Italië,
5eo L inkajus aantekent,- op belommerde
vpg.
CO Anthoceros Frond, indivlfis Sirraatis puaftatis,^ Syft.
Nat. Feg. XIII. Gen. 1201. Sp. 1. Dill. Muse. 476.
T. 6g. f. I. 4 ^ ^ minor, Mich. Gen. II. T. 7. f. 2.
(2) Anthoceros Frond, indiv. Simiatis Istvibus. Gort.
Belg. II. p. 303< Anthoceros. H. Ciiff. 477. R Lugdi.
507. Dill. Muse 476. T. 68. t 2. Anth. major. Mich.
tbtd. i. i. Lichen Hepaticus Pedi.c- Gramineis. Buxs.
Pent. p. 40. T. 61. f. i. Hall. Heto. imhoat. III. p. fy,
SchmIbd Icon. Phnt,. T. 10.
C3J Anthoceros Frond, bipinnatifidis Linearibus'. Antlt.
Fol. tenuisfimo multifido. Dill. f. 4. Hall* Helv. m
(float, utliipra*
d e . M o s s e n. 495
vogtige Grónden : het Gladde, zo wel in jjj,
Noord-Amerika als in Europa. Men zou de Afdeel*.
Bloemen voor Grasblaadjes aanzien, doch» Hoofd»
fplytende,.vertoonen dezelven hun lang Meel- sr^'ooffi0
knopje. Deeze Soort is omftreeks de Stad$/ow,
Haarlem en elders, inzonderheid aan de kanten
der Grafien en op rottig Hout, gevonden.
De Heer S chmi e d e l heeft dezelve zeer
fraay in Haat gebragt en befchreeven. De
laatfte , zo wel als die in Switzerland door
Stjehrlin waargenomen, heeft het Loof omtrent
een Duim groot, metklejne Bloemhoorn-
tjes, zo H a l e e r aantekent.
L i e h e n. Schurftmos. 3
In dit uitgebreide Geflagt, ’t welk een zeer
bekenden naam beeft, zyn de Mannelyke dee-
len een rondachtig, byna vlak, glanzig Bakje,
zegt de Ridder ; de Vrouwelyke als Meel op
de.Bladen -verfpreid. T o ü r n e f o r t hadt
gezegd j de Lichen is een Geflagt van Planten,
dat geen Bloemen heeft, maar de Vrugt eenigs-
zins. Bekkenachtig, met een zeer fyn Meel o f
Zaad bezwangerd, ’t welk door ’t Mikroskoop
zig rondachtig vertoont.
Die zogenaamde Vrugt erkent men thans De Blo®»
voor een Bloemhakje, met de Mannelyke dee«men‘
len van Bevrugting, een Soort van Stuifmeel
zynde , o f aan den raad, of over de.geheele
Op-
II* Deel. XIV» &««•