VIII. De Heer L innaeus AunmtT maakte , in 't jaar
ju. * 1746, op zyn Westgotthifchen Reistogt, een
stuk!*0” andere Ontdekking ten dien opzigte , in een
^«-^.Ze e -Ru y met gegaffelde Bladen en Wrattige
Endblaasjes. ,y Aan de zyde des Blads e.n
„ daar de Takken afgaan (zegt zyn Ed.) zaten
,, Kogelronde» gezwollen, bleelte en gladde
„ Blaazeh, inwendig bol en met een Geweefzei
3, vanHaairenopgev.uld: boven, naar de Punt
,, toe, bevonden zig een paar met Wratten be*
„ zette, metLillig vogt gevulde en met veele
j, kleine flippen beftrooide Blaazen, welke, dat
,, merkwaardig i s , aan de uitwendige zyde
,, een klein open Gaatje hadden: waar uit men
„ mag vermoeden,dat ieder van deeze Wrat-
3, jes een klein Zaadkorreltje bevat, ’t welk
„ uitgang neemt door dit Gaatje. Ik denk,
,, dat deeze laatfte Blaazen de Vrouwelyke,
„ de andere de Mapnelyke Teeldeelen voor»
„ ftellen” (*).
Geflagts- Waarfchynlyk is hier van zyn Ed. bepaafing
Kenmer- ^er Geflagts-Kenmerken ontleend f wanneer
zyn Ed. van de Fucus zegt: Mann. Blaasjes
met Vezels doorweven. Vrouw. Blaasjes bet-
fprengd met ingedompelde Korreltjes, die
«an de tippen uitbotten. Eenzaame Zaaden. ”
De vlytige Natuur-onderzoeker, wylen dc
Heer Do&or B a s t e r , heeft de Vrugtmaakiug
tPefigoïfafcht Reife, y. 19^
b a W i e r e n asp
king van fommige Soorten van Zee.Ruy ook vVit 1«
waargenomen en in Plaat voorgefteld (*). Hy m.
hevondt dezelven bezët met Kwispeltjes o fST^®°ï0*
Pluisjes, zynde dat gene, ’t welk Re aum u r Zee>Rmt(.
voor Bloemen hieldt, en aan welken D o n a t i
zelfs-Meelknopjes meende gezien te hebbent
doch dit was hem nooit gelukt,' en, dewyl
zy in geheel jonge Plantjes voorkwamen $
als ook om dat fommige Soorten dezelven
nooit hebben, geloofde hy niet , dat het
Bloemen waren. Maar de dikke Blaasachtige
top -Enden in ’t Voorjaar doorfnydende, vondt
By die met eené Wolachtige Stoffe gevuld ,
en, in de zelfftandigheid van het Blad zelf, de,
Beginzels van die Korreltjes, door R e a um u r
opgemerkt, zynde de weezentlyke Zaadhuisjes
van dit Gewas.
De Heer S. G. G m e l i n , Hoogleeraar te
Petersburg, gaf , in ’t jaar 1768 , een zeer
voortreffelyk Werk over dit flag van Planten
uit (t)* Hier in wordt het denkbeeld van
Re a umu r , dat de Fucusfen zo wel Bloemen
als Zaad hebben zouden , insgelyks, als ongegrond
, tegengefproken. De Onderftelling ,
dat alle Schepzels uit een Eitje voortkomen,
3t
(*) Natuurkundige Uitfpamiwgen. 11. D. 111. Stuk.
Haarlem. 1765. bladz. 129. Tab. XI.
Cf) Hiß. Fucorum, Autore S. G, Gnuam. Petropoli
*768. Quarta.
IL D iu . XIY» Sïvk»