Ir
B II
X.
Afdeel, men
1.
.Hoofdstuk.
r Groeiplaats.
hy aan , dat zy in de Herfst te voorfchyn ko-
n dus ’s Winters groeijen (*); ’t welk
eigentlyk op de Mosfen p a st, niet op de
Paddeftoelen: want deeze groeijen, byna on-
verfchillig , het geheele Jaar door, ten min-
fte in ’t Voorjaar zo wel als in de Herfst ( f ) .
Vogtigheid en broeijing, naamelyk, benevens
de Verrotting > geeven gelegenheid tot
den Groey van dit üntuig, dat door Koude
en Droogte vergaat. Sommigen zyn ’er, die
op zekere tyden des Jaars voortkomen; gelyk
men dus Voorjaars en Herfst - Paddeftoelen
heeft. Byna geen Lighaam is ’ e r , zo in het
Dieren als Planten-Ryk, dat niet, door Vogtigheid
of Rotting , de Groeiplaats worden
kan van dergelyk Gewas. Evenwel zyn ’e r ,
die de Vogtigheid meer beminnen dan anderen,
ten minfte meer inzuigen ; weshalve zy Hy-
drophori genoemd worden , als een Waterig
V o g t, veelal zo zwart als Inkt, laatende afdruipen
uit het Hoedje, ’t welk dus verfmelt
en rottende verdwynt. Dit zyn veelal ondeugende
Mestzwammen , van een zeer bederf-
lyken aart, welken S ch ^e f f e r deswegen
PHattrzwatnmin noemt (-(•)• Anderen, in tegen
Zie het II. D e e l s , I Stuk deezer 'Natuurlijk*
Hijlorie, bladz. 237.
( f ) G l e d it s c h de Fungis. Prsef. p. 6.
(4.) Zie zyne Plaaten N. 6 , 7>8«17>4^» 52 > 66 »6?»
ISO.
gendeel, die op Ilroey-Bedden van Paarden- X.
Mest zo menigvuldig geteeld worden , zyn
drooger en Vleezig en dus van een geheelg^ ÏD-
anderen aart. Ook zyn ’er Eetbaare Kamper-
noeljes , die , wanneer menze doorfnydt, o-
vervloedig witte Melk uitgeeven. De meeften
komen van zelf op Velden , in Tuinen, Bos-
fchen en op onderaardfche plaatfen, voort.
Met de Ouden te onderftellen i dat de P ad-^01^®“
deftoelen uit enkele Verrotting of uit over-Zaad.
tollig bedorven Slym der Booraen en Planten,
uit de Sappen des Aar dry ks of uit de Dampen
der Lugt, ontftaan zouden,wordt hedendaags
voor ongerymd gehouden. Men acht, dat
zy haar Zaad hebben, gelyk andere Planten,
en, de vermaarde M i c h e l i ü s hadt niet
alleen haare Zaadjes ontdekt en afgebeeld,
maar ook de Paddelïoelen uit Zaad voortgeteeld.
De verfcheide Proefneemingen, door
hem met alle zorgvuldigheid gedaan en ten
omftandigfte befehreeven , fcheenen zulks te
beveiligen (*). Voorts bleek zulks niet minder
uit de Paddeftoelen-Steen, in Italië zeer
bekend ( t ) . Doch die Zaadjes, tusfchen de
Plaat-
(«_) Vide Nov. Gen■ Plant. p. 136«
( f ) Zie ons 11. S tuk dar Delfftoffen , bladz. 671; want
dewyl die door enkele bevogtiging Kampernoeljes voortbrengt
en een verharde Veenklomp is ; zo moeten daar
zekerlyk Zaadjes in geweeft zyn, e vena ls men zulks' by
de groeijing van alle andere Planten onderftelt.
fHa®