lil
356 D e Ë I o E N S C H A P P E
IX- achtige Spruitjes, die onderden grond ver-
uEE,'‘borgen zyn: welken Rang de Polytricha,
. S r " verfcheide Mnia, Brya en anderen uitmaaken.
4. Frondiparce.
Zy brengen Poeijerachtige deeltjes aan de
Oppervlakte voort, of beginzels van Loof
aan den rand en in de holligheid : by voorbeeld,
deMarchanti£,Lichenes, Jungermamia,
die ongefteeld zyn, de R ied*, Anthocerotes,
enz.
Denk- De Fliesfche Hovenier MeEse, door zyne
Mkese a” Kruidkundige Werken beroemd , heeft zig
byzonder veel moeite gegeven, om de deelen
der Vrugtmaakinge in de Mosfen na te fpoo-
ren. Men kan niet ontkennen, dat zyneWaar-
neemingen op één Geflagt derzelven, dat van
de grootften is , Haairmos genaamd, tot den
tiiterllen trap van naauwkeurigheid gebragt
z yn ; maar, terwyl h y , met Doétor H i l l
overeenkomftig , zekere Haairtjes , welke in
fommigen aan den rand van ’t Doosje., dat
het zogenaamde Meelknopje uitmaakt, zigt-
baar z y n , in andere Mosfen geheel ontbree-
hen, voor Meeldraadjes houdt, blykt ten
duidelykfte, dat zyn denkbeeld geenszins toe-
pasfelyk zy op de Mosfen in ’t algemeen.
Zyne Ondervinding, van Plantjes geteeld te
hebben uit zekere Cylindrifche Lighaampjes,
wei»
liii
welken hy in de Sterretjes waarnam en voor IX*
Vrugten hieldt, fchynt met het Gevoelen van 1.
onzen Ridder meer te ftrooken, dan wanneer ST^ 0ÏC"
hy met Doktor Hi l l op den. zelfden voet
onderhielt, dat het Stuifmeel der Meelknopjes
Zaaden zouden zyn. In hoe verre hy gehaagd
z y , om te bewyzen , dat de Mosfen geen
naakte Zaaden / ‘maar Zaadkwabben hebben,
gelyk de andere Planten, is my duifter (*).■
De Gevoelens van de vermaarde Kruidkun- Gevoelen
digen Schreber en O ed er o s, die niet-^1^ ^
temin ook vasthiellen , dat het Stuifmeel der
Meelknopjes Zaaden zyn, en dat van K ohl-
reut er , die wederom dezelven Mannelyk
Helt en de Vrouwelyke Teeldeelen in de
Sterretjes of Roosjes o f elders zoekt; overftap-
pende , kome ik eindelyk tot het Gevoelen
van Doktor He dw i g , . van Chemnits in Sa-
xen, bygebragt in een Vertoog over de Leer~
wyze der Mosfen, ’t welk onder de Voorzitting
van den jongen Heer L i n nj e u s , in April
des jaars 1781, te Upfal in Sweeden is aan ’t
licht gekomen ( f ) . Die Autheur beweert, daf
de
f*) Zie zyn Vertoog, daaromtrent, in de Verhand, der
Holt. Maatfrhappye. X. Deel 2. Stuk. Haarl. 1768- bl. 171.
Cf) Methodus Muscorum illuflrata, quam praefide Ca b .
a Linnó, Med. & Bot. Profes (ore, Upfalise; in Auditor
rio majori, ad dieni 14 Apriiis 1781, prapolfiit Qlof
S wartz , Norcopia Gothus.
z 3