X. Dit is de naafte bepaaling, welke ik geeveu
Ajdkel, ifau.yan de zonderlinge Zwam, in Fig. 3, op
Hoon»- Pl a a t C V . afgebeeld. Dezelve heeft een
y bruin geel Okerige Kleur en eene zagte zelf-
' Handigheid. Men heeftze op het oude Hout ,
dat met een Salpeter, en Zwavelig Water
doordrongen was, in de Zilvermynen van Do-
xothéa te Clausthall op den Haarts, honderd«
twintig Vademen diep, gevonden. Veel fchynt
dezelve naar die , welke Do&or S copoli in
de Ah-Anthoni de Padua Stollen waargenomen
heeft, te gelyken (*)•
III. ( 3 ) Tolzwam, die ongefleeld is.
Jieivelta
Pvnboo- Lapland groeit deezeaan de Pyn- en Den-
aaeaw neboomen, daar zy overblyft en Hand houdt,
offchoon dezelven kwynen en beginnen te
fier ven. G l e d i t s c h fpreekt van een der-
gelyke met een platachtig famengeplooid Hoedje
, doch dezelve hadt ook een Steel. Zodanig
eene was in de Pynboom - Boslchen van de
Mark, op vogtige Mosachtige plaatfen, en in
't Land omftreeks Jena, hem dikwils voorgekomen.
H a l l e r . fchynt die als eene Verfchei*
(*•) Agaricus Coralioides vel Clavatus. Plant, fvibterr.
Frag. 177a- p- io9.Tab. 35, 36.
(2) Helvella ac&ulis. Agaricus acaulis ntrinque pla-
nmsculus. Pt- Lapp. N. 517. Fl. Suec. 1084. An Bcle-
tus Petiolo rugoipi Pileolo flaniori. Hall. Hitv. 23,
G lejj. r» 38*
fcheidenheid aan te merken, van de voorgaan* A^*EE
de: doch de verandering van deeze Kreuk- in.
Zwammen is oneindig; gelyk men by Schjef-s^ ° i,d*“
f e r kan befchouwen.
(4) Tolzwam , die het Hoedje met on gelyke J j v - ,
Kwabben heeft, die niet gejlootm 2)’», aira.
zwart en klein. I qo ? Zwarte»
Op Ysland is zodanig eene kleine door den
Heer K oenig waargenomen en bovendien
nog eene, die,uitermaate klein was, van Kleur
als Kopergroen.
P e z ï 7. a. Bekcrzwam.
* Ik heb den Geflagtnaam Peziza, welke oudtyds
voor een fchadelyken Paddeftoel gebruikt was
(*), te rw y l de Geftalte Klokvormig is en ongedeeld,
in navolging van den Pastoor S c H je f -
fkr door Bekerzwam vertolkt. Men vindt
’er de volgende Soorten van.
t
CO Bef
(4) Hdvella Pileo Lobïs difformibus} non elaufis, atra
parVa. Oed. Fl. Dan. I. T. 534. N. t.' Fase. IX. p.
7, Gun«. Norv. N. 1059. Flor. IsUnd. p. 244.
(I) Sunt et in Fungoruin Genère a Grsecis difti Pe*
3;icae qui fine Radice aut Pedicuio nascuntur. PliiA
Hifi. Nat Libr. XIX. Cap. 3.