X.
Atderc* 11.
Hooid-
«TUK.
XV.
Agaricus
elypeatus.
Scbildige.
XVI.
Extinïio-
TlUS,
Donvperige*
X V II.
C rinitus.
Gehaairde.
(15) Kampernoelje , die gefteeld is, met het
Hoedje half Khotrond gefpitst, Lymerig ;
de Plaatjes wit ; den Steel lang, wit en
Rolrond.
( { 6) Kampernoelje, die gefteeld is, met het
Hoedje Klokvormig, rappig, wit; de Plaatjes
Sneeuwwit; den Steel Bolachtig, Éls*
' vormig naakt. t
("i 7) Kampernoelje , die gefteeld is, meinet
Hoedje Trechterachtig Plaairig; de Plaatjes
egaal; den Steel Draadachtig. -
.De drie eerften van deeze komen zo wel in
ODze Provinciën voor , als in Sweeden, waar
menze in de Bosfchen vindt. De Prammige
grpeit omtrent het Bildt , in Vriesland, aan
den Zeedyk; de Schildige in ’t Najaar veel in
Bosfchen en Hoven; de Domperige komt aan
oude Boomen ;a!s ook by de Wegen teSchalkwyk,
O s ) Agaricus Stipit. Pileo hemifphxr. viscido &c. Sp.
Tlcmt. N. 16. Gokt. Belg. II. p. 325. Fl. Lapp. Suec.
1057, 1216.
(16) Agaricus Stipit. Pileo Campaniformi a’bido &c,
Sp. Plant. N. 17, Gort. Belg. uts. f l. Lapp. Suec. 1196-
Amanita albus Petiolo Vil’ofo. Hall. Helv. inchoat. l i l .
r*. * 55-
(17) Agaricus Stipit. Pileo Infundibuliformi Püofo Sic.
Sp. Plant. N. 25- Pocellaria Lanuginofa. Brown ffam.
78* T. 15 f. ï . Fungoides Cyathit’orme purpureum, in*
tus viliöfiun. Plüm. Spfc. 16. Fil. T. 227. Fig* B.
wyk, in ’t Sticht van Utrecht, voor. Deeze
heeft een fchraalen Steel, van onderen Sol-
achtig, wel vier Duimen lang, gelyk de breed-STUK.
te van het Hoedje is, dat naar een Dompertje
gelykt. De laatfte is in Zuid-Amerika, door
Ro l a n d s u , waargenomen. Deeze heeft
den Steel maar van dikte als een Pennefchaft,
het Hoedje als een Trechter met de holte op-
waerds en van binnen vol lange dunne Haai-
ren: de Plaatjes zeer dun.
(I8) Kampernoelje, die gefteeld is , met een
Klokvormig rappig Hoedje en zwarte Plaat- nmeta-
jes die zydelings hogtig zyn; fle Steel P;p' rMefthoo.
acktig. l?1£e‘
Getneenlyk worden deeze, die op de Mest-, ,
hoopen overal groeijen, Paddeftoelen genoemd,
volgens den Heer de G orter. Z,y komen
ook op andere vogtige vette Gronden voort :
en Hal ler merkt aan, dat zy in Switzer*,
land op Puinige plaatfen by Stads Muuren
en W7allen, als ook aan de Wegen, groeijen.
S T E R-
(i8j Agaricus Stipit. Pileo Campanulas lacero &c.
Gort. Belg. 11. p. 3*5 • Fl. Lapp 503 Fl. Suec. 1056,
1215. Fungus comatus. S t e k b . Fung. 2.18- T. 22 f. I ,
K, L. Fung. albus Ovum referens. Boxb. Cent. IV. p»
16 T. 27- f- X. Amanita alb- Campaimlatus Sqnamofus
nigresceas. Hall. Helv. inchoat. 11!. p 157* Glkditsch
p. 122. Schsffer. T. 7. 8> 46 & C: Schmikdel. Icon.
Plant. T. X. Qq 4