'i$$2 B Ü S C H R Y V I N C VAN
Avmkv. Smeden Bladen gefteelde Hoofdjes, die in
1V. fommig geflernd zyn- of Roosachtig, niet in-
stuk°JD' gefneeden, terwyl van de eerften een gröoter
Manhan- in en kleiner’; maakende dus drie Verfcheiden.
utt‘ ' 'hedeb. Deeze Hoofdjes bevatten de Bloemen
' óf Meelknopjes , wier Stuifmeel de gedagte
' Franfche AkademistMa r c h a n t , doorwien
deeze Soort in Plaat isvoorgefteldenbefchree-
ven ( * ) , voor het Zaad’ hiélcit van dit Gewas:
daar hetzelve niettemin de Eigenfchajppen van
het Stuifmeel der Bloemen heeft, vliegende , als
‘men ’ t door de Vlam van een Kaars blaast, in
brand. Ieder Hoofdje maakt op zig zelf dat
gene ui t , 5t welk L i n n ^eus den gemeenen
Kelk 3 [der Bloemen of Meelknopjes naamelyk,]
noemt. Ook zyn door M i chel i u s de ei*
gentlyke Zaadkelkjés ontdekt,'die ongedeeld
op de Oppervlakte van* het Loof zitten, be*
vattende op den bodem rondachtige Zaadjes.
Pl. CIII. De vermaarde H a l l e r maakt een byzon-
F’s> 3* dere Soort van de eerde Verfcheidenheid,
welke hetALoof door een Streep Verdeeld en
het Hoofdje van zeven tot tien-Straalïgheeft.
Dit is de eerde van de Autheuren, welke aan
Bronnen en Beekjes, als ook aan de Bakken
der Fonteinen en aan vogtige Muuren der
Wa- i
i ( i!) Mem, de l'Acad. E, des Sciences de Paris, de 1713
pi? 307. Oft.
d e M o s s e n . 483
Watermolens groeit
S chmi e d e l heeft ÏX
deeze , onder den naam I van ________ Marchantia H | die uiv
Afdm&,
gedernd is, met een naakten rand en vlakken ïW *
Kelk, zeer fraay afgebeeld en om da nd ig be-STOK*
fchreeven, Zie de Afbeelding derzelve in%£****
Fig. 3» .P t * at Cl i f , hiervoor. Dan maakt ’
H all er een andere Soort, met het Loof
ongedreept en agtdraalige Hoofdjes, waar
toe de twee andere Verfcheidenheden, gelyk
de tweede en derde van L o b e l , behooren.
Hier van zegt hy , dat dezelve in Switzerland
op de Alpen groeit, terwyl D i l l e n i u s
dezelve Ruifelyk genoemd hadt, als voortkomende
uit Muuren en de Voegen van Steenen
als ook op donkere en vervuilde Plaatfen ag-
ter de Huizen L innaïus vondtze op
den Grond van afgebrande Bosfchen en elders
op zwarte Aarde ; gelyk menze by ons dus
veel, op ongeroerde Gronden, in de Tuinen
aantreft. De laatfte is ook door Schjmiedejl
•in Plaat gebragt.
(2) Marchantia met den gemeenen Kelk gehal- n.
veerd) gevingerd, vierdeelig. Marchan?
ö tiet Cheno*
poda„
Op Ganzen?
yoetige,
(*) Nobis Al pina eft, qnani Dillenius domefticam
facit. Helu. inchoat. III, p. 66.
(2) Marchantia Cal. coinmuni dimidiato, palraato ,
qnadrifido. Lichen Anapodocarpos. Px.üm. Fik ^43. y ,
ï 4s> D i l l . Muse. 531. T. f* 8*
n .. ‘ Hh 3 II. Dsbl, XIV, Sxvs,
&£«
Wmk
I
a**:,