X.
AfdEEL.
lil.
Hoofdstuk.
Stuif.
zwam.
III.
Lijcoper-
dón Bo-
vifta.
JBorift.
halve menze, nog heden, Hirfch-Brunft noemt;
doch deeze Fabel is al voor twee Eeuwen uitgejouwd.
Veel zekerer i s ’t , dat menze dik-
wils vindt op plaatfen , daar de Herten den
Grond hebben opgewroet, omze te bekomen.
Dit doen ook de Zwyhen en Haazen ,
aangelokt door den Reuk óf Stank van deeze
Zwam, die, volgens Hall er, zo wel boven
als onder den Grond groeit.
II. Van binnen Pöeijerig, groeijende boven
den Grond, en Wortels hebbende.
(3) Stuifzwam , die rondachtig is , hy op-
fcheurmg gaapende.
Bekenderen gemeener dan de voorgaanden,
door geheel Europa, is dat Gewas, waar aan
men den naam van JVolfsveefi of Bovist, in ’t
Franfch Vesfe de Loup , in ’t Latyn Crepitus
L u p i, van ouds heeft toegeëigend. Maar veel
veranderlyker is ook hetzelve in Geftalte en
Groot-
C 3 ifitycoperdon fubFotiHidum , lacerato - dehiscens.
Gort. Belg. II»'p. 330. Fl. La pp. Suec. Dalib. jVar*
R.Lugctb. 518 &c. &c. Lycoperdon vulgare» Tournf.
Iuft. 563. Fungus max. rot pulverulentus, Germ. dictus
Bofift. J. B- Hifi. III. p. 858* Lycoperdon globofum fes-
•lile. G led. Fung. 143. Lycop. Sarcatum cinereum, po!-
line obfcuro- viridi. Hall. Helv. inch. l i l . p. 117. Lupi
’ Crepitus. Lob. Ic. 11. 275. Fungus orbicularis. Ddn.
Tempt. 434. Bovifta OlHdharüm. Dill. Cau Giesf, &c.
Grootte, zo dat de beroemdeHoogleeraar d e x .
G o r t e r daar van veele Verfcheidenheden in
ons Land optekent. 1. De eerfle en gemeen- Hoofd-
fte is de Groote Bovist , geheel Klootrond , &tui^
voorkomende op Zandige Gronden. Deeze zwam.
valt dikwils van grootte als eens Menfchen
Hoofd en grooter. 2. De allergrootfte op
Kiey-Gronden , inzonderheid aan den voet
van Dyken in de Beemfter en Purmer. C om-
melyn verhaalt, dat hy ’er van gezien hadt,
zo groot als een Bier-Vats Vierendeel. Den
geleerden Bergius te Stokholm, werdtin ’t
voorst van September des Jaars 1762 een zodanige
Bovist gebragt, die aldaar op een ouden
Mesthoop, in zes Dagen tyds, gegroeid
was, zynde wat platachtig rond, dwars over
anderhalf Elle en, waterpas gemeten, Wekwee
Duim meer dan twee Ellen omtreks, weegen-
de agttien Ponden , Kraamers - Gewigt. Dezelve
hadt een Steel van maar drie Vingerbreedten
hoog en twee Vingeren dik. De
Heer K aestner hadt, in’t Leipziger Roo-
zendal, voor veele Jaaren een nog grootere
gevonden (* ) . Immers, men heefeze ook
gezien van twee Voeten middellyn , dat is
zes en een vierde Voeten, dus ongevaar derd-
half Elle omtreks en vyfentwmtig Ponden
zwaar (f). Als
(*) Slockh. Verhand, op !t jaar 1762, dat is XXIV.
Band, pag. 334.
■ (•jgj Hanow Sehenheit, II, p. 36S. Sec» Haller,
V v 2
11. Dkbl. XIV. Stuk.
m
WBÊ 1
■
WB