vn. die ten minfte in myn Exemplaar niet zigt»
A*®***- baar zyn. Ook wordt ’er, door gezegden Heer,
Hoofd* niet van gefproken. ’t Gewas is aanmerkelyk
ST™’ wegens de dunte en evenwydige Adertjes der
Varen.' Bladen, die by my meer Eyrondachtig dan
Lancetvormig zyn , en wegens de fyne fte-
keltjes aan derzelver kanten. Het zoude ook
in andere deelen van Oostindie voorkomen ;
gelyk op Java , alwaar men het Dam Peckou
noemt, zo de jonge Heer Bd rm a n s u s
aanmerkt. Dus zal het buiten twyfel het
Eetbaare Varen zyn van R u M p h i u s , dat niet
dan op vogtige Zandige plaatfen groeit, wordende
Sajor pacu in ’t Maleitfch genoemd, als
een eetbaar Moeskruid zynde. Het Ambonfche
Lonchitis, dat ook een Moeskruid i s , en de
Bladen insgelyks overhoèks gevind heeft,
fchynt weinig van deeze Soort te verfchillen.
Uit de befchryving blykt , dat hetzelve wee-
zehtlyk tot dit Geflagt behoort. Het Gladde
Boom - Varen, van gezegden Heer, komt insgelyks
dit Moerasfige naby,
XL. (40) Boom-Varen met gevind Lancetvormig
diumRm* Loof’, de Blaadjes rondachtig [pits inge*
tanum. fneeden; het Stengetje glad.
Bronnig. Dit
(40J Polypodimi Frond. Pinnatis Lanceolatis; Foliolis
fubrotundis argute incifis 5 Stipite laevi. Sp. Plant. N. 39.
Acroftichum Frond, fubpinmtis, Finnis altemis Cuneifor
»
Dit is een zeer klein Plantje, t welk op VIL
fommige plaatfen in Provence zeer overvloe- m.
dig groeit in de Kloven der Rotfen; en tevens ^Hoofd-
voorkomt in Siberie9 zo L i n n ^e u s zegt. £om+
Waarom het zyn bynaam van Bronnen ofFon- Va™.
teineü hebbè, vind ik niet gemeld. Dezelve
zou van T a b e r n e m o n t kunnen ontleend
zyn , wiens Afbeelding; echter veel van die van
L ob e l verfchilt, door wien hetzelve Wit
Venus-Hatxir genoemd wordt. Niets gemeener
in ’ t Gouvernement van Aquileja, zegt H a l -
l e r , dan dit Kruidje , aan Muuren en Rot- w
fen. Zyn Ed. bèfchryft hetzelve aldus.
„ Een fraay Plantje met de Steng, van de
„ kleinften der onzen, een Handbreed of half
„ Voet lang, ftevig, glad, gefleufd, gevind,
„ plat, met een middelrib doorloopen , de
„ Bladen en Vinnen yl geplaatst. De Vinnen
,, zelf zyn lós gevind , van vier of v y f paa-
., ren , de uiterften famenvloeijende. De Vin-
,, blaadjes zyn breed en kort, in halfmaans-
„ wyze figuur fpit$ verdeeld, ook viertandig
„ met gebaarde Tandjes. De hoopjes rond,
s, met een wit Omwindzel, tot v y f op één
„ Vinfbrmïbus
incifis. Ger. Prov. 71. Filicula Saxatüis omnium
minima, elegantisfima. Tournf. In ft. 542. Garid.
183. Adiantum Filicinum durius crispum minimum.
jBarr. lc- 432- f 1. Filicula Fontana. Tab. p. 792. A-
dianthum album. Lob. 1Tc. gio. Polypodium duriusculum
Hakx* Helv, inchoat. III. p. 15, Pluk* T* 89- f*3*