488 B E s c nu ï V I f! G VA»
Afd^Éi ^ut^eur hadt de Bloempjes fraaijer in Plaat
IV. vertoond; dan zy door hem zyn waargenomen,
sS k FD* en *n vyven verdeeld, daar dezelveii, volgens
Marchut. V a i l l a n t , flegts vierdeeligzyn. Miche-
***♦ Lius noemde het, der Winkelen van Italië of
Gemeen Leverkruid: misfchien , om dat men
het aldaar de kragten toefchreef, welken oud-
tyds aan ’t gemelde Steen-Leverkruid zyn
toegekend. Volgens B ó e r h a a v e z o u dee*
ze Soort ook in onze Provinciëii voorkomen
en men heeftze thans in Sweeden , aan de
Oevers van een Beek, gevonden.
(7) Marchantia met den gemeenen Kelk half
Kogelrond, onverdeeld.
In Italië en op Jamaika is deeze gevonden
VIT.
Marchan-
tia Andro-
gymt.
Manwy-
vige.
^Ie haaren bynaam heeft, om dat op een zelf*
s * de Plantje de Vrouwelyke zo wel als Manne*
lyke Teeldeelen, even als in de eerfte Soort,
voorkomen. Het is de derde Hepatica van
M i c h e l i u s , voorgemeld, waar van die
Autheür getuigt, dat dezelve tusfchen het
Mos en in de voegen der Steenen, op ver*
fcheide plaatfen, niet ver van Florence,voor*
kome.
(7I Marchantia Cal. communi integro, hetnlfphserico.
Lichen Pileatus anguftif. dicliotomus. D i l l . Muse. 520.
T. 75. f 3. Hepatica minor anguftif. Capitulo hemi-
fphaerico, M i c h . Gm. 3, T. 3. f. 3 . Scop. Cctrn. j><
230.
d e M o s s e n . 489
kome. D i l l en iu s hadt’er drooge Exem- IX.
plaaren van gehad, die van Jamaika aan den [
Kruidminner C o l l i nson gezonden waren. Hooïd-
S c o p o l i , die aanmerkt, dat de Hoedjes by MaTchan„
hem kwaalyk afgebeeld zyn, vondtze te Idria«».
in Carniolie, op Muuren en ruuwe plaatfen,
overvloedig, en befchryftze als volgt.
„ De Bladen fmal, gegaffeld, plat, Wrat-
„ t ig, in een Hartvormig Blaadje uitloopende,
„ Borftels uit den oirfprong van dit Blaadje ,
„ die hoekig zyn, een Duim lang, befprengd
„ met weinige Haairtjes. Een Hoedje dat
„ vierhoekig is of voorzien met vier Plooijen
,, kruislings » ten halve in vieren gedeeld ,
„ Wrattig, groen, maar inde Bloeytydrood.
„ Vier Hokjes met bruin Stuifmeel. Vrouwe-
„ lyke Kelken die rondachtig zyn, effenran-
„ dig hol, op de zelfde Plant, gedeeld met
„ een kort, rond, groen Voetje Deeze be-
„ vatten een rondachtig rood Zaadhoopje. De
„ Smaak is fcherp. Het heeft, in de Genees*
„ kunde, een tegenfc1. eurbuikige , oplosfen-
,, de, doordringendektagt.”
Ik heb, uit Di l l eni u s , de Afbeelding
ook van deeze Soort, in Fig. 4, op Plaat
CIII, medegedeeld, alwaar zo wel de Vrouwelyke
of Zaad - Kelkjes, als de Mannelyke
Meelknopjes zigtbaar zyn. Zo algemeen is
deeze niet als de voorgaande, welke ook in
Switzerland groeit, en in fcherpe Smaak byna
Hh 5 over- II. Di».. XIV* Stok.
I É