VIL Dit alles om het oude Gevoelen, dat de
Aïdeïl. 0pen ^arfténde Bolletjes op de agterzyde der
Hoofd- Bladen van de Haairplanten Vrugten of Zaadhuisjes
zyn, flaande te houden. De bewyzen,
daar omtrent bygebragt, zyn inzonderheid,
dat men jonge Plantjes uit dit S to f, door ’ t
zelve op een bekwaame plaats te zaai jen,
bekomen hebbe, gelyk bevoorens is gemeld.
H a l l e r brengt, ten dien opzigte, de Proeven
by van S t ^ h e u n o s , door wien de
Hertstonge dus geteeld was op een Muur ;
waar van hy aan Plantjes van verfchillënde
grootte de blyken hadt (*). Ook kan men
niet zeggen , dat de kleinheid der Bolletjes
dit ongeloof baar maakt (f). Maar, aan den
anderen kant, komen die Bolletjes, en der-
zelver gedeelde Huisjes, benevens derzelver
Iosbarfting , zo zeer met her Stuifmeel der
Bloemen overeen , dat zy van veelen voor
Meelknopjes (Anthera) en dus voor de Man-
nelyke deelen der Vrugtmaaking, dat is voor
Bloemen, gehouden worden; terwyl dan de
Vrouvermaarde
Haller’ dit bedoele > (wanneer hy H ifi.
Helv. Tom. III. p. j , zegt. De Antheris non perinde
liquet. Globulos minutislimos, iu Polypodii operculis Ra-
dios facientes , S chmxdelius eo’refert: is waarfchyialyk,
doch de aanhaaling en befchryving ftrookt niet.
C‘) Hist, Helv. loco citato,
( t ) Daar is , tnisfchien, minder evenredigheid van da
Zaadjes eenes Appelbooms, tot denzelven, d<ui Yan dee-
ze Bolletjes tot de Haairplanten,
Vrouwelyke en 'het Zaad nog onbekend zyn VIL
zouden. De geleerde Heer T h ü s b e r .g , A™ u
thans Hoogïeeraar te Upfal in Sweeden, achtHo°™-
^zulfcs, ten minfte wat de ge-aairde Vrugt-
maakingen van de Varens en andere Haairplanten
betreft, volkomen zeker (*_)♦
Hier komt in bedenking, waarom deezeWaarom
•Gewasfen met den naam van H a a i r p l a
t e n ( Planice Capillares) zyn beflempeld.genaamd.
Mooglyk hebben zy dien van het Vrouwen-
Haair , zogenaamd, of Capillus Veneris, welks
Haai tachtig heid , wanneer het gedroogd is,
zeer blykbaar in de Oogen firaalt. Immers
in de Geneeskunde zyn reeds lang v y f Haairi-
ge Kruiden ( Herbas Capillares) bekend geweest
: naamelyk het Vrouwen - Haair, zo even
gemeld, de Hertstonge, Wederdood, Steen-
rnite en Miltkruid. R a ï hadt tot een Kenmerk
der Haairplanten gefield, geen Steng te
hebben; en als uit enkele Bladen te beflaan:
doch, wegens de nieuwlings ontdekte der andere
Wereldsdeelen , vondt hy Eelf die be-
paaling onbegaanbaar en flelde vervolgens tot
derzelver Kenmerk: een zeer fyn Poeijerach*
tig Zaad op de Bladen, en meest aan derzelver
agter of Ruggezyde, groeijende ( f ) . Deswe
O In zyn Wel Ed. Vertoog, aan de Holl. Maat-
schappy ingeleverd, en, door my vertaald, in derzelver
Verhandelingen geplaatst,XX.Deels2 .Stuk, bladz. 419.
( f ) Methoi, Plant, entend. & mfta, Lond. 1703. p. 2.
B
II. Des% J ü y , Sxuk»