5X. waar van zy echter, volgens Di l l e n i u s ,
A^ EL door niet in ’t ronde bolachtig te groeijen,
H ooid» als ook door minder Paddeftoelachtig te zyn ,
ST*f' verfchilt. Zy gelykt meer naar ’t Schurftmos,
moS' waar van zy den bynaam heeft, groeijende,
in Engeland , doorgaans tusfchen ’t Gras of
Heide, met de Verfcheidenheden, welkenhy
als byzondere Soorten opgegeven heeft. L in-
Njeus betrekt dezelven thans ook tot deeze
Soort, volgens Ha l l e Rj door wien dit Gewas
inderdaad wordt t’huis gebragt tot het
Schurftmos , als niet Lillig zynde dan op
vogtige plaatfen ; dat evenwel de eigenfchap
is der Lilmosfen. Het heeft, zegt h y , de
Kleur als blaauw L e y , met breede platte of
holle Steeltjes , die fpits en kort gefnipperd
zyn , in Takjes uitloopende , byna als Oog-
haairtjes. In ’t midden van het Plaggetje of
Dotje komen menigvuldige, opftaande, zeer
tedere Slipjes voor , die een gekruld Vagtje
famenftellen. Het valt naauwlyks een Duim
groot, en is zo broofch, dat men het naauwlyks
opneemen kan, of van de Planten, daar
het by groeit, afzonderen.
1V. ( 4) Lilmos, dat Knobbelig is , digt van ze lf
Tremella fiundigheid en gerimpeld.
Verrttcofa.
~ Wrattig. Een
(d) Tremella tuberculofa folida rugofa. Sp. PUnt. N.
g. Gort. Belg. II. p. 3'4- FL Susc' h - Goth.-JVefigoth.
Tre-
Een Blaasachtige gedaante heeft dit Wrat- IX.
tig Lilmos, dat op Steenen in Beekjes groeit; j v>
gelyk men het by ons,op de Veluwe,fomtyds,sJ^°°ra-
waarneemt. Men heeft het, in Switzerland, Lilmos,
ook op ’ t Water dryvende gevonden. Het
is donker geel van Kleur , op dergelyke manier
, in Italië gevonden en M i chül i u s
zou ’er Zaadjes in waargenomen hebben, zo
hy zig verbeeldt ; doch de geheele zelfftan-
digheid fchynt ajs uit Korreltjes famengefteld
te zyn , volgens D 1 L e e n i ö s.
(5) Lilmos dat rondachtig is en uitgehoekt, TJe^glla
mismaakt, Lillig. difformis.
Mismaakt.
( 6) Lilmos, dat half * Kogelrond en verfpreid is. VI.
v ' Hemu
_ fphcerica,
Aan de Kuft van Westgothland, in Swee- Halfrond,
den, zyn deeze Soorten op het Zee-Ruy,
dat aan de Klippen groeit, waargenomen.
Dergelyke als de laatfte, zynde een menigte
halfronde groene Korreltjes, nam onze Ridder
aldaar
Tremella Fluviat. GeljUinofa et uterculofa. Diix» 54’ T»
10. f. 16. Linkia Paluftr. Gelatinofa, Saxis adnascens
&c. Mich. Gen. 136. T. 76. f. 2. Tremella Lobata et
rugofa. Hall. Helv. inchcut III. p. 109.
($) Tremella fubrotunda, finuata, difformis , gelatinofa.
Sp. Plant. N. 8. Fi. Snee. II. N. 1140. Tt. IVijlgoth. 193.
(6J Tremella hemisphaerica fparfa. Sp. Plant, N. 6. Fl,
Snee. II. N, 1141. It. Weftgoth. 193.