IX. den waargenomen. Die van D illeni tjs,
rm.tL' niet de Kelken als een Priem gepunt. zynEd.
H oofd. u i t Penfylvunie gezonden . was omtrent een
Handpalm uitgebfèid. Zy is zeer kenbaar
door haare fpitspuntige Sciieedjes.
B u x B A u M i a. Kaalmos.
Naar den vermaarden Bo x b a u m , Hoog-
leeraar te Petersburg , door wien de Kruid*
kunde zeer verrykt is, werdt dit Geflagt met
te meer regt benoemd door sden beroemden
H a l l e r u s , alzo hy de gem enfle Soort,
daar van, eerst omftreeks Aftrakan in Mosko»
vie ontdekt heeft en befchreeven, welke naderhand
ook in Sweeden, Noorwegen, Dee-
nemarken, Duitfchland en Italië, is waargenomen.
l. ( i ) Buxbaumia met een gefieeldnaakt Doosje.
Buxbettnnaaphyt
’CQewasjej door den kundigen Schmiedel
Blader- in een byzondere Verhandeling, als ook door
pi. eil. den Sweedfchen Heer R o l an d M a r t in onder
F ig.s. dg
(x) Buxbaumia Capfulä Stipitatä nudä. Mihi Bux-
baumia. H a l l Helv io. Am. Acqd V. p. 78 Tab-i.
S chmifd. Dis f propr Oed. Dan. 44. Muscus Capilla-
ceus aphyllus, Capitulo crasfo. bivalvi. Buxb. Cent. II.
p, 8. T. 4. f . 2. D i l l . M ksc, 477, T. 6S- f . 5 . H all»
Helv. itiehoat. 1 ] 1« p, 35«
de Voorzitting van L inn^eus befchreeven ;
kan met regt Kaalmos genoemd worden, alzo
het volftrekt Bladerloos is , gelyk onze Ridder
hetzelve ook dien bynaam geeft. Sommigen
hebben zelfs getwyfeld , o f het niet eer
tot de Paddeltoelen, dan tot de Mosfen, te betrekken
ware. Veel gelykt het , in zyn geheel
, naar een Koker, waar in het gemeene
Volk zyne korte Tabakspyp bergt, een Pype-
doos genaamd : maar dan moet men niet op ’t
ontzagiyk verfchil van grootte zien : want het
valt naauwlyks een Duim hoog. Zie hier de
befchryving door deszelfs eerften ontdekker ,
voorgemeld.
„ Zonder eenige Bladeren fchiet het uit een
„ ronde, ruige en als Paddeftoelige Wortel;
„ als uit een Scheede, een Steeltje van een
„ half Duim of iets langer, bruin paarfch van
,, Kleur, veel dikker dan in het Goudkoppig
, , Mos. Hier zit een krom Kopje op, uit
„ twee Klepjes beftaande, die overlangs van
,, elkander wyken , en wier onderfte rond is,
„ het bovenfte platte in een kort Nageltje
„ uitloopt, dat met een groenachtig Zwavel-
„ bolletje is bevrugt. Zie het , volgens de
„ Afbeelding van den vermaarden Heer
„ Schmiedel , in Fig. 5 , op onze Plaat CII,
, , in de Natuurlyke geftalte en grootte ver-
,, toond.”
In Italië zou de fchrandere M i che l iü s
dit
XI.
A fdeel;!
III.
Hoofdstuk.
Kaalmos,