rie wereldkundig. Vaiulant gaf’er deis
iï. naam aan van Algoides, als veel naar ’c Zee.
^Hoofo- Wicr geiytende, Het was te vooren onder
de Fonteinkruiden geteld geweest. Immers
zo wel in de Noordelyke als in de Zuidelyke
en middeldeelen van Europa komt het voor,
zynde ook by ons in fommige Vaarten en Slootten
gemeen. In Virginie wordt het insgelyks
gevonden.
Het is een onder Water groeijende Plant»
welke zig Takkig in veele Leedjes verdeelt,
zeer dun gefteeld, met eenvoudige fmalle Bladen,
uit wier Oxels de Bloemen voortkomen ,
uit ieder één. Deeze beflaan uit een enkeïd
Meeldraadje, rondom het welke veele Vrugt-
beginzels geplaatst zyn, die in Peulachtige
Zaadhuisjes overgaan, met een enkel Zaadje,
dat eene Nierachtige figuur heeft.
V a i l l a n t kende maar ééne Soort van
dit Geflagt , van ’t welke R a y ’er drie heeft
waargenomen. M i ghe l iu s telt ’er twee";
een Groote, naamelyk, met Grasachtigefpitfe
Bladen, een vierhokkig Meeiknopje, de Schildjes
van ’t Vrugtbeginzel effenrandig , en ’t
Kelkje ongebaard, de Zaadhokjes aan de Rib
getand; een Kleine met fpitfer Bladen, de
Bloemen zeer klein , het Meeiknopje tweehokkig
, de Schildjes van het Vrugtbeginzel
rondom gekarteld en het Kelkje gebaard, met
de Zaadhokjes ruuw aan de Rib. Omftreeks
Fin-
Florence komen deeze beiden voor, enzyne
Afbeeldingen bevestigen het Soortelyk ver- 11.
fchil. derzelven. stok?70'
C ïï a r a . Modderflaart.
In dit Geflagt heeft de Mannelyke Bloem,
Kelk- en Bladerloos, een Meeiknopje onder
’t Vrugtbeginzel! de Vrouwelyke een vier-
bladigen Kelk, zonder Blaadje ; een vyfdeeli*
gen Stempel en één enkel Zaadje.
Van hetzelve komen de vier volgende Soor-
cen voor.
er') Modderflaart met Ewonde Stekels aan de l*.
v J Chara to~
Steng» mentofa.
Wollig.
Aan den Zeekant, als ook in Meiren en andere
Wateren van ons Wereldsdeel,. groeit deeze
, die de Blaadjes Kranswyzeom de Takjes
heeft, welke gekaauwd zynde Zandig zyn,
zo fommigen opmerken. Het leevende Gewas
is, zo de Ridder aantekent, altyd roodachtig,
met eenen gedraaiden Steel, doch
droog wordt het Afchgraauw.
(1) Chara aculeis caulinis ovatis. Syfl Nat. Vtg'. XIII.
Gen. 1203. Sp. x. Fl. Saec. 993, 1132. Equifetum fragile
majus fub - cingreutn Aquis immerfum- Moris. Hift. 111.
p, 62:. S. Xï- T. 4. f. 9. Equif. f. Hippuris Lacuftris,
fpliis jnanfu Arenofis. Pluk. Alm.Q s 135. T. 29. f. 4*'