Vit. zelfs Bladen naar de Duizendbeenen. Hèt kóift!
fdkei-. 0p (jgj-ggjyjjg plaatfen als het Hertstong, doch
s^ D- geenszins in de Noordelyke deelen van Euro-
■ Miltkruid^ » voort. Meest groeit het in de Zuidelyké
deelen aan Muuren ; doch in Switzetlaftd ook
in de Spleetenvan Steenklippen; weshalve het
Steenvaren genoemd wordt. Men vindt het ins-
gelyks omftreeks Parys , en in de Westelÿké
deelen van Engeland op beiderley plaatfen.
Het maakt een aartig Plantje, van blygroe-
né Blaadjes, omtrent een half Voet lang , on»
gedeeld , op de zÿden Vinswyze rond ge-
kwabd, van agteren als beftrooid met een rosachtig
Poeijer, dat dikwils de geheele Vlakte
beflaat, die aldaar ruig is. Men telt het onder
de v y f Haairpïanten ëh gebruikt het als
éeh openend Middel , ’t zy op de wÿze Van
Thee getrokken of in Afkookzel ; gelyk het
ook in de gewoone Syroop van Vrouwenhair ,
van Montpellier, komt.
ix. (9) Miltkruid met het Loof bytta gevind, dè
Vinnen ftomp , uitgehoekt, afloopende ,
iium. over hoeks.
Stomp- ,
pladig. Deeze heeft in de Westindiën haare groei*
plaats.
III. Met
(g) Asplénium Frond. fubpinnatis | Pinfiis öbtufis fi-
nuatis decurrentibus altérais. Sp. Fiant. N. 9. Adian*
tuia Alis latioribus. Pet. Fit. 117« T; f« 4*
III. Met gevind Loof. a H L
HL
(10) Miltkruid met het Loof gevind, de Linpen
gepaard , Lancetvormig effenrandig. x .
Asplenium
Deeze Soort,, insgelyks in de Westindiën K^opigi
groeijende, heefteen geknokkelde Steng, met
lange gepaarde Bladen , en wordt derhalve
Knoopig Hertstong van P l u m i e r getyteld.
De Streepjes der Vrugtmaakingen zyn zo digt
aan elkander, dat zy bykans de gantfcheVlakte
van het Blad beflaan.
(11) Miltkruid met het Loof gevind, de Vin- ■ XL
nen Zeisfenswys' • Lancetvormig, gekarteld
aan den Voet opwaards gehoekt. Wilgbla»
Volgens de befchry ving, welke de beroemde
Laidkenner S l o a n e geeft van dit Gewas , ’t
f io j AspUnumi Fi'ond. pintiafis; Pirmis oppofitis,Iaii-
«eolatis integerrimis. Sp. Plant, N. 12. Asplen. fimplex
asfurgens &c. Brown. 3am. 93. Phyllitis pulverulenta
nodofa major. Pet. Fit. 143. T. 6. f. 16. Lingua Cervi-
Jia nodofa. ‘Plom. Fd,. T- 108. Filix major in Pinnas
tantum divifa &c. S lqan. 3 am. iS. tUfl.-.-1, p. 85. T.
41. f. i. . a Ö
j (11) Asplenium Frond, piunatisPinnis Laftcaolatis,
cTenatis; bafi futfum augulatis. Sp. Plant. N. 11. Lon*
chitis glabra major. Plum. Amte, 18. T« 27- Fit T. 60.
Loncliitis ftriata. Pet. Fit. no. T- 3. f. 2« Lonchitis major
Pinnuljs latioribus &c,. Sloan. 3am. 16, Jtiijt. I. p. 78.
I