n E H A A I R P L A N T E N . 57
behooren kan, dat fraaije Tros-Varen, ’t^ v n .
welk de Heer T h d h b e k c in Japan heeft n . u
waargenomen, hier in Fig. i , op PlaatXCV,S^ 0FD“
uit myne Verzameling naar ’t leeven afge- 7
beeld. 1 Varen»
Hetzelve heeft den Bloemfteel van het Loof Sfapomca.
afgezonderd, ’ t Welk dubbeld gevind is: want pi x c v '
in de eerfte plaats heeft het Blad een gladden f ‘s ' Xm
ronden Steel, paarswyze of tegenover elkan.
der bezet met andere dergelyke Steeltjes, en
deeze, op de zelfde manier, met naauwlyks
getande, zeer fmalle Vinblaadjes, van eene
Lancetswyze figuur, zonder infnyding o f ver-
deeling, Zyn Ed. heeft hetzelve, deswegen,
niet oneigen , Osmunda Lancea getyteld. De
Bloemfteel is zodanig getrost, dat de Trosjes,,
als aan Risten, zydelings en uit den top voortkomen}
’t welk tevens een aanmerkelyke by-
zonderheid in dit Geflagt uitmaakt.
( 1 1 ) Tros - Varen met een gemrtelden ge- XI.
pluimden Bloemfteel; het Loof meervoudigmSïff?
verdeeld. . Ha.
Kervel-
Het Blad van deeze Soort, die zo wel a]sbIadl8>
de
Cn ) Osmunda Scapp radicato paniculato; Fronde fu-
pradecompofita. Sp. Plant. N. ei. Osmnnda Frond. ra-
dicatis &c. H. Cliff. 172. Osmunda. Filiculse folio altera.
P lum. Fit- 138* ï . 161. Osmunda Cicutse folio.
Fii. 170- T< 9. f» 3,
II. Dsel. XIV. Stuk. D 5