I X .
Afdeel*
I V .
H o o fd stuk.
Verw-
Mos.
X X .
Lhhen
Candela-
rins. Kaarfig.
Deeze behooren tot de eigentlyke Schurft-
mosfen , die als Schurftige Korden op
Boomen , Steenen en op den Grond groei-
jen, en waar onder veelen niet onaan-
zienlyk zyn , door de Verfcheidenheid van
Kleuren. Sommigen , zelfs , geeven Verw
af, welke men niet zou vermoeden daar in te
zyn ; gelyk dat witte Schurftmos , als een
Tarterachtige Korft op de Kalkfteenen zittende
, ’ t welk D i l l e n i u s op de toppen
der Gebergten in de Weftelyke deelen van
Engeland waarnam, en dat de Ingezetenen
des Lands hem verhaalden van hun gebruikt
te worden om rood te verwen. Zy zeiden
hem, dat het beter daar toewarè, dan het
Verw-Mos, by hun Kenkerig genaamd, waar
van ik vervolgens zal fpreeken. Hy verbeelde
z ig , dat dit het Mos z y , waar van Mart
i n onder den naam van Corkir meldt, zeggende,
dat het Volk der Wefter-Eilanden
van Schotland daar uit een Scharlaken-roode
Kleur weet te maaken , door het te droogen
en drie Weeken in Pis te zetten. Ik heb de
Afbeelding van dit nuttige Schurftmos in Ftg*.
<5, op Plaat CIII, gegeven.
II. Schurftige met Schildjes.
(20) Schurftmos, dat Korfiig is en geel, met
geele Schildjes. Aan
C a o ) U i h t n C r u f la c e u s f ia v u s & c . G o r t . B e lg . I I . j>4
305.»
Aan oude Muuren en veelerley Boomftam- ^
komt deeze Soort, zo by ons als in andere 1V.
deelen van Europa , voor. De Smalanders^™*®
mengen het afgefchraapte Mos, gedroogd en
fyn gemaakt, in Smeer, om geele Kaarfen te
hebben op Hoogtyden: waar van de bynaam.
(21) Schurftmos, dat Korftig is en witachtig, XXL?
met Knobbelige, rimpelige , bruin - toode ^elidus-
SOc hUilMdj'e s. Yskouil.
Op Rotsfteenen van Ysland groeit deeze ,
die een gebladerde ronde Korst maakt, van de
Steenen onaffcheidelyk, in ’t midden met Schildjes.
Dat Schurftmos van D i l l e n i u s , hier
naar gelykende, hadt de Schildjes geel, kleiner
en gerand.
(22) Schurftmos, dat Korfiig is, uit den
ten groenachtig, met geelachtige Schildjes, Wyii-
... . j fteenlg. die wit gerand zyn.
Aan
305. Fl. Suec. 11. N. 1069. Lichen Cruftofum Orbic. &
Scutellis flavls. Dill. Muse. 136. T. 18- f* 18. Bysfus
farinacea flava. It. Oei. 30. Weflgoth. i;g.
C21) L ic h e n Cruft. albicans &c. Mant. 133. Dill.
Muse. T. i8- f. 18, a, c?
C22) Lichen Cruft. ex albido virescens &c Sp. Plant.
■ N. 14- Lieh. Lepr. candidus Scutell. fuscis. F/. Suec. 942,
1070. Lichen Tinftorius ruber. It. Oei. 29. IVeflgoth. 146.
Lieh. Tartareum Farinaceum. D i l l . Muse. 131. T. 18*
f. 12. M i c h - Gen. 96. T. 52. £ 6.
! ■ Ti I
H V41