IX. De eenigfte Soort, hier van, voert den by-
Afdeel. naarn van Qgpind ( 1 ) . D i l l e n i u s hadt
Hooïd- dezelve uit Penfylvanie gedroogd ontvangen,
STUK' en door in ’t Water te leggen haar doen her-
Poreiia leeven , als wanneer hy tot ontdekking van
^Gevtnd-^e byzondere eigenfchap kwam, welke hem
deedt goedvinden om ’er een nieuw Geflagt
van te vormen, ’t Gewas is anders zeer Mosachtig
, en verfchilt van de laatfte Soorten
Van Wolfsklaauw weinig, als de Blaadjes byna
gelyk die van ’t Vogelpootige gevind hebbende,
en de Takjes overhoeks aan het gemeene x
Steeltje.
S p h a g n ü m. Veenmos.
Dit Geflagt veelal Veenige Gronden beminnende,
geef ik daar van den naam. De
Griekfche, Sphagnon, was van ouds aan fom-
mig Mos gegeven. Het tegenwoordige onder-
'fcheidtzig door eengedekzeld Meelknopjemet
een gladden Mond, byna zonder Huikje.
- Van dit Geflagt komen de drie volgende
Soorten , in ons Wereldsdeel, voor.
(1) Veenmos met neergeboogen Takken.
Sphagnmn
p a lu ftr e .
Moerasfig*
(1 ) Porella. Syft. Nat. Veg. XIII. Gen. 1186. Sp. 1.
Porella Pinnis obtufis. D m . Musc. 459. T. 68- f. 1»
(1J Sphagtmn Ramis deflexis. Syfl. Nat; Veg. XIII,
Gen»
Dit is een Mos, dat veel voorkomt in Vee* IX.
öige Moerasfen en aan de kanten van Staande ■Af1°eéé>
Wateren -, welken het , allengs aangroeijende, Hoofd-
opvult en tot droog Land maakt, zo Linn^ us* ^ ^
aantekent» Ëy ons groeit het in verfcheidepjaat cjj,
.Provinciën, zo Gelderland, als het Sticht en
Overysfel, ais ook in Vriesland , in Waterkuilen
op vogtige Hey-Gronden. Het wordt
by ë a u h i n u s allergemeenst Mos geheten.
In Sweeden wordt het vogtig én koud, als
een hulpmiddel, op dikke Beenen gelegd , by
het Gemeen. In Lapland ftrekt het tot een
bedding in de Wieg van jonge Kinderen, welke
men dagelyks ververfcht. De Heer H a l *
eer, die het in Switzerland ook zeer gemeen
vondt, befchryft het aldus.
In de weeke Grond der Moerasfen Ichiet
het zyne Wortels zeer lang nederwaards uit,
en geeft opftaande Steelen, met nederhangen-
de Takjes , geheel met Bladen bedekt, die
fomtyds ovaal, fomtyds lang en fmal zynj
bo- m
Gen. 11.87. Sp. 1. Gort. Belg. II. p, 282. Ft. Suec. 864.
959. Gotian Monsp. 530. Gek. Prov. 65. Sphagnura
paluftre molle deflexum , Sq. Cymbiformibus, D ï l l
Musc. 240. T. 32. f. 1. JVIuscns Paluftris in Ericetis nas-
cens. Pluk. Phyt. xoi. f. 1. Va il l. Paris. 139. T. 23.
f. 3. Oed. Dan. 174. Hall. Helv. inchoat. III. p. 24»
Muscus paluftris. Dod. Pempt. 472. Musc. Terr. vulga-
ris. Lob. lc. 242. (i, Sphagn. paluftre molle deflexum
Squamis Capillaceis. Dill. Musc, T. 32. f. 2.
Bb