22 i S È S e E t RY V I N® VAl^
Afdeel. P aar'd8~ of Kaïteftatirt: doeh Katteftaart is eèn
Hoorn- naam’ . dle niet tot dic Geflagt maar tod dat
stok. van Hippuris behoort ( * ) . By ons zyn zy
Z r ^ ° nder deD naam VaD Heermoe*> Haarhuis R 0l
• M en Unjer, onder ’t Landvolk bekend.
De vermaarde T o o r n e p o r t hadt dezel-
ven, als wier Bloem en Zaad bekend was, tot
de Klasfe der Planten met Bloemen zonder Bloem
blaadjes betrokken. • Onze Ridder ftek tot
Geflagrs-Kenmerken:, dat z y Schildvormige
Vrugtmaakingen hebben , die aan den voet
veelkleppig gaapen. Zyn Ed. heeft ’ei- de-
zeven volgende Soorten van opgegeven.
EaJ/etum ^ 1 Paardeftaart met geaair.de Steng en fa~
fyivcui- tyiCTïgëJlcldc Btlud&n*
cutn•
Eosfchig. Deeze Soort, in de Bofchvelden der Noor»
delykedeelen van Europa, volgens L inn^ us,
gemeen, komt op dergelyke plaatfen,jnSwit-
zerland, ook, volgens H a l l e r voor, en in
fommige deelen van Duitfchland op lommer'
ry.
(*) Zie het 11. D, VII. Stuk, bladz. 57.
(i> Equifetum Caule Spicato, Frondibus compofitis
Syft. Nat, Feg. XIII. Gen. 1169. Sp. Ï4 Ft. Suec. g34 ’
927- Gort. Belg. 11. p. 275. Equif. Setis Ramofis inter-
nodio multoties longioribus. R. Lugdb. 496. Equif. Syi,
vaticum. Ft. Lapp. 39i. Ta b . Bist. 362. Eq. Sylv. te-
nuisfimis Seris. C. B. Fin. 16. Theatr 245. Eq.Fol. repetito-
Ramofis, Vaginis laxisfimis. Halc. Helv, inchoal, T
P- 3.
d e H a a i r p l a n t e n . 23
ryke Weiden, z o T a b e r ne mo n t aante-
kent. Geen Bosfchen, byna, zyn ’er van ont-
bloot in Moskovie. ’t Is twyfelachtig of het STUK.
ook in onze Provinciën gevonden worde.
Het vertoont zig met zyn Loof volkomen
als de Kransjes-Kruiden, in geftalte byna als
een Denneboom, zegt onze Ridder. Het on-
derfcheidt zig van de anderen door de zagt-
heid, en de fyne verdeeling zyner Bladen, zo
R ay aantekent. Hal l er merkt aan, dat
het de Scheedics van de Steng, die eén Voet
o f anderhalf hoog is , allergrootst, ruim en
geel, met groote driehoekige landen inge-
fneeden , de Bladen zeer dun , vierhoekig ,
geftrekt, meer dan twaalf in getal heeft. Ieder
Blad geeft wederom agt of tien Kransjes
van v y f Blaadjes uit, die zo Scheedig zyn,
dat zy als gedoomd voorkomen. Op den top
der Steng , is een gekeelde, lange , bonte
Aair (*).
Van dit Paardeftaart getuigt L i n n je n s , dat
hetzelve ’ t voornaamfte Voedzel der Paarden
is in dat gedeelte van Sweeden, ’t welk Jem-
tenland heet. Anders vind ik geen gewag van
deszelfs gebruik of nuttigheden.
(2)
Volgens Haixer Helv. inchoat. 111. p. 3*
Berg Neuneuen, in een Denne - Bofch, hadt hy het
overvloedig gevonden met, een korte bruinroodachtige
Bloem - Aair. Spied Florali brevi lufpadicea, in foliofö
Caule. lt. Helv• p. 280.
B 4