IX. C27 ) Jungermannia, die ongefteeld itj "jhet
AIv“ L‘ dubbeld Vindeelig Loof,
Hoofd- n , ■.
«tuk- (a8 ) Jungermannia, die ongefteeld is ,
Liniaal Takkig Lotf; de uiteinden gevorkt
mannia gn flompdchtig,
. tnuitifida. J 1
lige!6 66 ( 1 9 ) Jungermannia, die ongefteeld is, met
XXVIII. fcna Vindeelig Loof; de Kwabben ge-
Gevorkle. fchubd, en een geplooid Haairbekleedzel.
XXIX. . .
F£ a' Aan de vogtige Oevers van Rivieren, m Moe-
feleine. rasfen , op Steenen en Heijen , als ook aan
Boomftammen en op den Grond , waar het
flegts vogtig i s , heeft men deeze Gewasjes in
dit Wereldsdeel waargenomen. De Opbla-
derige groeit by ons op vogtige Steenachtige
plaatfen, DeezeftondtbyBAUHiNUs reeds
onder
jVusc. 509. T. 74- b 4a* Lithcn parvus ereauS‘ PlUK‘
Alrn. x6' T- 42. f- 2. _
jungermannia acaulis, Fronde bipinnatifidl. Sp.
Tlaut. N. 26. FU Snee. 11. N. 1049. Lichenaftrum Am-
brofiae divifurS- Dill. Musc. 511. T. 74. f 43-
(38} junger numnia acaulis % Fronde lineari Ramo-
f i &c. Sp. Plant. N. 37. Gort. Belg. 11. N. 301. Li-
chenaftr. tenuifolium fnrc.atum &c. Dill. Muse. 512. T.
un«ntifQ Arhnrp» Globulifeicl. Va ILL. PoV.
98. T. 23 f. ii.
f29) jungermannia acaulis > Fronde fubpinnatifida;
Lobis imbneatis, Perichzetio plicato. Sp. Plant. N. 28.
PI. Suet. II. N. 1050. Lichenastrum exiguum, Capitu-
lis nigris lucidis &o Dil l . Must, 513* % 74- f- 4**
ScHMiDSL, Lon. Plant. T. 33,
onder den naam van Steen-Schurf'mos meteen ix.
Gefchoend Steeltje , bekend , en heeft den by- * jy.
naam daarvan, dat de Steeltjes of Meeldraad- S^ £ FD"
jes uit een Kelkje, dat naar een Schoentje ge* junger+
lykt, in *t midden van het Blad voortkomen, mannia.
Zulks, evenwel, heeft ook in de andere
Soorten plaats , die altemaal, elk op zig zelv
e , als uit een Slaablaadje beftaan , ’ t welk
meer of min gekruld is en fbmtyds zeer diep
ingefneeden ; gelyk in de Veeldeelige blykt.
De Gevorkte , welke het Loof eenigermaate
Hertshoornig heeft, is op laage plaatfen, in
’t Haagfe Bofch, gevonden. Deeze wordt,
in kleinte, nog overtroffen van de laatf]:e,een
naauwlyks zigtbaar Plantje, \ welk de kundige
Heer Schm i ed e l zeerfraay ennaauw-
keurig in Plaat gebragt heeft; waar uit blykt,
dat ’er zo wel Wonderen in de kleinftc Plantjes
als in de kleinfte Diertjes zyn.
D i l l e n iu s hadt opgemerkt, dat dit
Mosje zeldzaam en wegens de kleinte niet
gemakkelyk te vinden zy. Sc h m i e d e l
acht het by Erlangen taamelyk gemeen, komende
zo wel op een Kleijigen als Zandigen
Grond voor; meest onder Gras en ander Onkruid
verholen. Somtyds evenwel vondt men
het ook op opene plaatfen, daar het by hoopjes
groeijendp naar Kropjes Slaa geleek,
zynde ieder Plantje niet grooter dan een Ger-
ftekoorntje. Het zyue fcheen echter iets
van