VII.
Afdeel.
111.
•Hoofdstuk.
Boom-
Farm,
nen halfmaartvortnig, kanthaairig getand,
neergeboogen j de Steelen ruuw.
Op vogtige Bergvelden der Znidelyke dee-
len van Europa, groeit dit Kruid, dat men
ruuw Spisant noemt of Groote , om bet van
*t kleine voor befchreevene Spicant te onder-
fcheiden. Het is geheel ruuw , en harder dan
de overige Varens van Switzerland, zegt
Ha l l e r . De Steel is een Voetlang, gevind,
met bruine Schubben bekleed. De Vinnen
gepaard en krom , zyn aan de eene zyde
hol-, aan de. andere verheyenrond , met fyne
Tandjes als gehaaird. Ieder Vin heeft een
driehoekig byhangzel opwaards en fomtyds
ook een dergelyk nederwaards. Om die reden
hadt T otjrnefort een byzonder Geflagt
van dergelyke Kruiden , onder den naam van
Lonchitis, gemaakt, en ze hier door van de Va-
rens onderfcheiden (f)»
De menigte der Paaren van'Vinnetjes, tot
over de veertig , welken dit Kruid fomtyds
h e e ft, ziet men in de Afbeelding, door den
Heer G u n n e r u s gegeven, van ’t gene
in Noorwegen was gevonden. Het is in ’t
Noorden zeldzaam: evenwel groeit het ook op
de
N. 27. B . Cliff. 475. Ger. Trov. 69. Gouan Monsp.
527. Gron. Firg. 123. Lonchitis aspera. C. B. Pin. 359.
Lonchitis aspera major. Cam.Epit. 664- Moris. S. 14»
X. a. f. i. Hall.Helv, mchoat,\\\. p. x6. Oed. Dan. 1791
Alt. Nidros. IV. T. 5. f. 2, 3
(" ) Zie de Afbeelding Infl, Bot, T. 314.
d e H a a i r p l a n t e n . 165
de hooge Bergen in Engeland en zelfs in Swee-'
den: zo ’t fchynt: doch onder de Sweedfche
Planten vind ik het niet opgetekend. Het Vir* STUK.
ginifche heeft de Blaadjes langer en minder
krom, de Tandjes ook niet zo fyn en fcherp.
(30) Boom - Varen met gevind Loof, de Vin- XXX.
nen Degenvormig efenrandig , aan den diu^ f 0f
onderkant inwaards, aan den bovenkant ahatum.
opwaards bultig. fteeüg.
(31) Boom-Varen met gevind Loof; de Vin■ XXXJ.
nen Zeisfenswys Lancetvormig , Zaagtan- f f f culam
(Hg g aan den Voet geknot en opwaards Ge - oord*
ge-oord.
De Oortjes der Vinbladen, in deeze en de
twee voorgaande Soorten voorkomende, maa-
ken dezelven altemaal Scheefbladig. De tweede
valt in West-, de laatfte in Oostindie, inzonder
.
(30) Polypodium Frond. pinnatis; Pinnis Enfiformi-
bus integris . bafi inferiore introrlum, fuperiore furfum
glbbis. Sp. Plant. N. 29. Lonchitis glabra minor. Plum.
Amer, 19. T. 48. Lonchitis altisfima Pinnulis ab utroque
latere* Auricutatis. S loan. garn. 16. Hift. I. P- 77-T-3 >-
(31) Potypodium Frond. pinnatis ; Pinnis Falcato-Lan-
ceolatis ferratis, Bafi truncatis, furfnm Anritis. Sp.
Plant. N. 28. Fl. Zeyl. 383- Filix Zeylanica Lopchitidis
facie. B reyn Cent. 189- R aj. Suppl. 69. B urm. Zeyl.
98. T. 44 f. 2. Filix f- Lonch. aspera maxima Tndorum.
Pluk. Alm. 152. T. 30. f. 4. Burm. Fl. Ind. p. 232.
t 3