Bö B ë s c h h y v i n g v a n
Afdeel ^ et ^et Loof byna dubbeld gevind (*).
in.
Hóoïd« (20) Plak-Varen met gevind L o o fd e Vinnen
x x overhoeks opwaards Liniaal gevind j de on-
Acrofsi- ■ dertien tweedeelig.
quöfum%
draaiend ^en zonc?erling Gewas, ia *t uiterlyk aanzien
naar 2 ee - Venkel gelykende, ’t wélk
door geheel Indie in byna ftilftaande Rivieren,
Graften en heldere Poelen groeit. Rumpbius
noemde het, om die reden, Water - Duizendblad'.
want het zweemt, in ’t Water, veel,
naar onze Slootplant van dien naam. P lux
e n e t hieldt het voor Peuldraagend, als de
Péultjes verfpreid hebbende in verfcheidë als
gebladerde Takjes, zodanig dat die ’er de Blaadjes
van liumaakcn. ’t Zou ook op *t droöge
groeijèn , indien ’er het Javaanfch Berg * Varen
van K l e i n h o f , dat de Heer B ür-
M'AN#üs hier t’hüis brengt, toe behoorde:
maar, behalve dat deSzélfs Vinnetjes getand
zyn-,
('"J Dit is de onderfcbeidjng van deezen Rang (Fron-
de fubbipinnatd;) ’t welk de Heer M u r r a y , (in Bd.
Veg. X1II.J verkeerdelyk veranderd heeft, in , Fronde
fubpinnatii. , .
(20) Acrojtichüm Frond. pinnatis, Pinnis alternis fur-
fum pinnulatis Linearibus ; inferioribus bipartitis. Sp,
Plant. N. so. Fl, Zeyl. 376. Am. Acad. I. p. 270. f, 3.
Millefolium Aquat. R umph. Amb. V I. p. 17. T. 74. f,
1, Planta Siliquofa bivalvis unicapfularis &c. Puik. £hn
2§8. T. 215. f. 3. Bur«, Fl, Ind, p. ua8v •
B E H a A I R P L A N T E N . u
zyn, verfchilt,, inderdaad,de Groeiplaats wat Vil.
veel. Het Ceylonfche heeft dezelven vol-
flrekt effenrandigv Hoofd-
W STUK.
(21) Plak-Varen 'met gevind Loof; de Vin- xxrnen
’overhoeks wedermds Vindeeliz: de , Acr2fN' ' J b y mum Timonvrugtbaare
breedst-. uaroHes.
\Vyn-
. Niet minder zonderling is deeze, ook in ’jt™
Water , op Geylon groeijende Plant, veel
naar die Vlottende Water-Ranonkel onder
Graften en Staande Wateren gelykende, waar
van ik voorheen de befchryving gaf (* ). Sommige
Bladen-,naamelyb, van het Loof,zyn als
van de voorgaande Soort, Venkelachtig, anderen
als die der Pluis-Akelei jen o f als die
van Wynruit, breed met Vinswyze infnydin-
gen. Gezegde Hoogleeraar merkt aan, dat
het Javaanfche Kruid, van dien aart, het onderst
onvrugtbaare Loof breeder en meer
verdeeld heeft, dan het in de. Afbeelding van
’ t Ceylonfche voorkomt: terwyl het andere zig
met zyne fmalle Blaadjes aan een Steng verheft
, de Vrugtmaakingen aan ’t end omgé*
draaid hebbende, (22)
(a i) Aüroftickum Frond. pinnatis ; Pinnis alternis u-
trinque Pinnatifidis; fterilibus latioribus. Sp. Plant, I\J.
21. Fl. Zetjl. 377. T. 4. Am. Acad, 1. p. 275. BurM.
F l. Ind. 228.
(* ) Zie II. Deels IX* S tuk , deezer Nat. Hiftorie,
bladz. 248.