MM■m
498 B F. S C H R Y V I N O VAN
De Ouden hebben, door den naam van Li-
IV. chetï, zo ’t fchynt, het zelfde Gewas verflaan,
stuk°FD* «n volgens P l in i u s zou die naam daar van
Naams- afkomftig zyn , dat het een allerbest. Middel
óirfpröng. ware teg en Schurft of dergelyke Huidkwaa-
len. „ D i oscorides zegt, de Lichen die
„ aan Steenen groeit en van fommigen Bryon
,, geheten wordt, is als een Mos geplakt aan
„ vogtige Rotfen. Opgelegd verzagt dezelve
,, de Ontfleekingen en geneest de Kraauwa*
„ gie,” *enz. Het groeijen aan verfcheide
Lighaamen als een foort van* Schurft, kan ’er
ook den naam of aanleiding gegeven hebben
tot dat denkbeeld. Want dergelyke overeen*
komst was dikwils een Kenmerk in voorige
tyden. Ik heb ’er, fchoon men hedendaags
van die kragten niet weet, dan ook den naam
van Schurftmos aan toegeëigend. Het Poeijer
derzelven zou * echter, misfchien, tot opdroo-
ging dienen kunnen in natte Schurft,
r De Kruidkundigen van de voorgaande Eeuw(
hadden de Liehens ondër denalgemeenen naad
Van Mos begreepen. Ra ï zelf noemde: ze
nog onvrugthaare of Zaadlooze Mosfen. Mo’ !
ris o n gaf ’er den naam van Musco - Fungi aan*
T ournefort was de eerfle, die deeze'Planten
onder den naam van Lichen befchreef , gee-
vende daar van vierenveertig Soorten'op. In
deezen als anders werdt hy door Boerhaa-
ve gevolgd, als ook door V a i l l a n t , dié
des*
$HSP
B Ê M O S s fe N* 49*>
deszelfs behaamingen behie’den. Door de ix .
fraaije Afbeeldingen vaïi den laatftgemelden A**01^'*
wordt de onderfcheiding dier Planten groote- Hoosa-
lyks bevorderd* M ie heli ü s ging echter*™* j A I J . 0 0 Scmtftb
[ deezen Autneur s in het onderzoek der Li- ms.
lehens, grootelyks tehoven. De Afbeelding
derzelven, waar by de Vrugtmaakende deelen
in ’t klaarfte Daglicht gefield zyn, beflaat omtrent
twintig Plaaten yan zyn Werk, waar in
hy, met een onbegrypelyk geduld, agièndettig
Rangen van Lichen heeft ppgegeven, die by
de driehonderd Soorten bevatten. Niettemin
worden nog eenige Geflagten, gelyk de Mar-
I chantia, PJccia, Hepatica, Lunülaria, door hem
daar van afgezonderd. ' D i l l e n i us, deeze
[ tiaar onder begrypende, maakte evenwel maar
| drie Rangen van eigentlytke; : één van
de genen die Hoedjes hebben: één van de
genen die geflraald zyn of geflernd en één van
zodanigen, wier Bloemen en Vrugten niet genoegzaam
bekend zyn. De overigen verdeelde
die uitmuntende Aüthéur, in de Geflagten
jvan Usttea, Coralioides en Lichenoides. Plet eer*
Ifte Geflagt, waar in de Haairige Boom* Mos«
I fen vervat zyn , heeft zestien Soortén. Het
[Geflagt van 'Coralioides, -alle de genen bevat-
I teöde , dié-van eene Paddefloelachtige, Py-
pige, Heeflerige of Takkige en Koraalachtig
i gehoornde gedaante zyn * in drie Rangen
verdeeld, heeft negen-endertig. Soorten. Dat
I i van ii. dbbl. xiy. stöK,
8#
i *
yÓ?- >
Hl
i
HBI