Saji 11
VIL ,, kwaamer gelegenheid z y n , tot hét oplosféti
A fdeel. , ^ ^ tw y fe ljn g
stuk?11* ^ at Mosfen, die door den vermaarde»
Waar- T o u rn ePort ais Planten zonder Bloemen
gen™«' voorgefteld waren ( f ) , weezentlyk Bloemen,
dien op- èn wel fommigen, naar oogenfehyn, Manne-
lyk , anderen Vrouwelyk hebben , is door
gezegden Autheur, reeds by voorraad , in ’c
zelfde Deel aangetoond. T o u r n e f o r t
hadt, zo hy meende , de Vrugten of Zaadeit
daar van afgebeeld; doch men erkent thans,
dat die Topjes, met een Huikje gedekt, het
Mannelyk Stuifmeel bevatten en verfpreiden:
zo dat hy de Bloem voor het Zaad genomen
hebbe ( j-) . Immers naderhand zyn, door
den geleerden Heer P. J. B e r g i d s , thans
Hoogleeraar in de Natuurlyke Hiftorie te
Stokhölm, in zyne Inwydings- Redenvoering
te Opfal, in den jaare 1750, de waare Zaa-
den der Mosfen nier alleen befchreeven , maar
ook in Afbeelding gebragt (§ ); waar van ik
in
Michel. Nova Plant. Genera. Florent. 1729.
j>. 72. •
Ct) Muscus eft Plantse Genus Floribus carens. Itift.
P. Herb. p. 550.
Ibid, p 556. T. 326. H , I , K , L j M.
(§_) Am. Acad. Vol. II. Holm. 1751. p. 284. Dat
fommigen alle die Verhandelingen, bevoorens afzonderlyk
uitgegeven, onbillyk op rekening van L innaeus Hellen,
en, het gene daar in vervat is, voor zyn Ed. Werk of
Opflel aanzien, fchynt byzonderlyk uit deeze te blyken;
al-»
in \ vervolg nader fpreeken en ook acht Jbit*
geeven zal op de Tegenwerpingen, ten dien 1.
opzigte gemaakt door den Heer N J. i)ES I “ f11“
N e c k e R , die dezelven voor Zaadblaadjes
o f jonge Plantjes houdt (.*). De groote Ha l ler
was insgelyks van dit Gevoelen. Dat ook
de Paddeftoelen haare Bloemen en Zaadjes
hebben , is door gedagten Italiaan aangetoond
en ondervonden {f) . Terwyl de wydbereem-
de Re a u m u r , reeds lang te vooren , de
Bloemen en Vrugten van het Zee-Ruy en
dergelyke Planten ontdekt en befchreeven
hadt ( I ; .
De Vrugtmaaking of Voortteeling der Plan- oe Vrugt
ten van deeze myne Afdeeling, de V a r e b s
naamelyk , tor welke de • zogenaamde Haair- rensys
planten ( Plante Capillares) behooren, fchynt
nog wel de duifterfte van allen fe zyn. Immers
die voornaame Planckeaners van dgn
ouden tyd , T heo phr a s rus en Di oskor
id e s , ja op derzelver voetfpoor P ei -
niüs en G a LENus s verzekerden , dat zy
geen
alwaar van onzen Ridder meermaals in de tweede Per-
foon gefproken wordt: terwyl men ook geenszins den’
Héér BhrGiUs onbekwaam kan achten geweest te zyn,
om zelf zulk eene Diafertatie op te Hellen
('::J Abt. Acad, Theod. Palat. Tom. II. Man’i. 17;o
£• 423.
( f ) No’va Plant. Gen. p. 136.
CD Hifi. de l’Acad\ R. des Sciences,, de 1711. jy 70.
Oftavo : item de 1712.
1 '4 II. Deel. XIV. Stuk,