■ ■ ■ ■ ■
4a© Ii B 8 C H R H ï 8 o V A N
IX. Op vogtige Heygrönden komt deeze, vol-
Roosmos.
gens den Ridder, in Europa voor. De Ge-
Hoofd- ftalte zweemt veel naar die van ’t Haairmos en
STÜK’ het heeft ruige Huikjes , even als hetzelve.
Daar zyn Verfcheidenheden van: verfchillende
de twee eerften , doordien de Blaadjes, naar
die van de Aloe|elykende, in de eerfte elfen»
in de andere Zaagtandig zyn. De laatfte heeft
de Hoofdjes dunner, de Draadjes langer, de
Blaadjes regter, Vliezig,dun en doorfchynen-
de. Altemaal zyn het zeer kleine Plantjes ,
naauwlyks , met hunne Draadjes , een Duim
hoogte bereikende.
( l6 ) Roosmos met vergaarde Draadjes en uit•
XVI.
Mninm
Serpilli-
gebreide doorfchynende Blaadjes•
fotium.
Quendel- De ondergefchikte Verfcheidenheden met
Pi~8ClI. den bynaam van Geftippeld, Gejpitst, Kinderend
Fig. 8. en
B uxb. Cent. I. p. 43. T. 63. f. i . y , Polytr. acaulon ,
Capillaceum , Caps- cylindr. D i l i« Muse. 434. T. 55.
f. is . fx6) M n iu tn Pedunc. aggregatis, Foliis patentibus pel-
liacidis. Sp. Riant. N. 14. Gort. Belg. 286. FI. Suec.
901, 982. «, PnnBatum. Eryum pendulum Serpilli folio«
Dil l . Muse. 416. T. 53. f. 81. VaILL. Far. T. 26. f. 5.
Cuspidatuw. D i l i . f. 79. V a il l . f. 18* y . Prolife-•
rum. Dil l . £ 77. Muscus Stellaris Rofeus. C. B. Pin.
361. i. Undulatum. D il l . f. 76. Muscus Roseus poly-
cepbalus. V aill. Par. T. 34..£ 3« Mich. Gen. 108. T.
59« f* 5- ®
en Gegolfd Roosmos, zyn ? zo L i s n * d s ix .
aanmerkt , door de Autheuren als byzondere ^™aEr-
Soorten befchreeven^ doch zyn Ed. , niet voor Hooró-
derzelver vermenigvuldiging zynde, acht dat*T“K’ y
zy allen tot deeze Soort kunnen t’huis gebragt °m° '
worden. De laatfte, evenwel, die Veelkoppig
Roosmes , met gegolfde Bladen van Vlafch-
kruid, door V a i l l a n t getyteld wordt,
oordeelt de Heer Ha l l e r grootelyks van
de anderen te verfchillen. De Blaadjes, zegt
h y , zyn geel; eenige Steeltjes kruipen, anderen
regten zig op, en breidenzig als een Roosje
uit. De Blaadjes, inderdaad, welke in de
eerften veel naar die van Wilde Tbym o f
Quendel gelyken , gelyk uit de Afbeelding
van dit fraaije Mos , in onze Figuur 8, op
Pl a a tCII, blykbaar is, zyn veel langer en
fmaller in de laatfte, en komen meer met die
van Vlafchkruid overeen.,
In onze Afbeelding ziet men, hoe de Draadjes
tropswyze uit een Roosje van Bladeren
voortkomen , ' gèlyk dit ruim zo blykbaar is
in die van M i c h e e i u s , waar nevens een
ander Roosje gevoegd is , dat men Vrouwelyk
kan noemen, als geen Meeldraadjes hebbende
en in plaats van dien veelePypjes, door welken
mooglyk het Stuifmeel , dat deeze
Mosfen uit de Knopjes blaazen , mgeffurpt
wordt. Zulke Roosjes komen blykbaar voor,
in Exemplaaren van dit Mos, welken de Heer
Dd 3 T hdn