IX.
A ïD ïE L .
IV.
Hoofds
t u k .
XXXVI.
Lichen
Phjfodes.
Biaazig,
XXXVII.
Stellaris.
Gefternd.
516 U b s c h r y v i n c v a n
(36) Schurftmos , dat Schubbig is , met de
Het Mos
Usnea
genaamd.
Slippen ftompy een weinig opgeblazen*
Aan dé Stammen der Berkeboomen komt
deeze in ’t byzonder voor, en is op dezelveü
zo gemeen in Sweeden , dat men naauwlyks
Bast zonder dit Mos vindt, *t welk in ons Land
ook daar op groeit; zo wel als elders op Steenen
en Rotfen.
( 3 7 ) Schurftmos, dat Schubbig is, met de
Blaadjes langwerpig, gefnipperd, [mal en
Afihgraauw ; de Schildjes donker bruin•
D it, niet minder op de Boomftammen zo
hier als elders gemeen , behoort, gelyk de
voorigen , tot de fyn verdeelde Schurftmos-
fen.D
e laa'tften , naamelyk, van deeze Schub«
bige Schurftmosfen , hebben het L o o f, dat
uit op elkander leggende Blaadjes beftaat, veel
fy-
( 36) Lichen imbr. Ladniis obtufis fub-inflatis. Sp.
Plant. N. 26. Gort. Belg. II. p. 306. Lichen Foliaeeus
&c. Fi. Snee. 951, io8x. Lichen Saxeus. lt. Scan. 4og.
Lichen Pulmonarius. M ich. Gen. 91. T- 50. f, ij 2.
Lïchenoides Ceratoyhyll. Dill. 154. T. 20. f. 49.
(37) Lichen imbr. Fol. obiongis &c. Sp. Plant. N. a?i
G o r t . Belg. uts. R. Lugdb■ 510. Fl. Sttec. Lichen Pul-
tnon. vulgatisf. Mich. Gen. 91. T. 43. f. 3. Lichen ei-
tier Segm. arg. ftellatis , Scutell. nigris. Diu. Musc>
*76. T. 34. f. 70.
IHkÜ tm
d k M o s s e n . 517
fyner verdeeld, dan de anderen. Veelen zyn IX.
zeer gemeen op allerley Boomen , Paaien , Atdeki..
len, Steenen. Wat het Mos Usnea betreft, Poofd-
gaat het niet zeker, welke Soort men eigent - Schlirf t+
lyk daar door te verftaan hebbe,en, zo dit demu.
Geneezende kragt, tegen de Vallende Ziekte,
van de Doodshoofden ontleene, is het te denken
dat allerley Mos , daar op groeijende ,
van die zelfde eigenfehap zy. Ten minfte zou
men dat Mos, op alle Rotsfteenen in Sweeden
groeijende , daar mede niet behooren te verwarren
, ’t welk algemeen in Sweeden van het
Landvolk gebruikt wordt om een bruin paar-
fche Kleur te verwen. Het Steen - Mos, afge-
fchraapt, leggen zy Laagswyze tusfehen het
Garen of Wol , en kooken het dan met Water
en Loog , om eene vafte Kleur te hebben. De
Boeren weeten zelf, dat zy het op de Rotsle
n e n , niet op de Kalkfteenen moeten zoe-
kèn. Dus is het niet waarfchynlyk, dat die
de regte Usnea z y ; maar wel het Navelachcige,
’t welk L in n .<eüs met dien naam beflem pelt,
hoew el hy ’er het andere bevoorens voor g ehouden
hadt.
Het Navelachtige of Genavelde Schurft*HetVerw-
mos maakt, als gemeld i s , een vermaarde shotten.
Verwftof in Groot Brittannie uit. De Schotten Cliï.
gebruiken het, onder den naam van Cork of S‘ 9‘
Arcel, om paarfch of rood te verwen. De
bereiding is , dat men het fyn wryve en met
Kk 3 Pis
II. Deel. XIV. Stuk.
i f i