A fdeel. r*D£ dezelven geheelenal bekleedt. De Heer
Hooed ®aron v an G l e i c h e n heeft zeer duidelyk
stuk. waargenomen, dat de Blaasjes van eene Peer-
jSieenruit. achtige figuur zyn , en veel overeenkomst
hebben met die van het Varen. Zy hebben
insgelyks een Veerkragtigen Ring, die dezel-
ven, als zy ryp zyn, ’ t welk aan de bruinte
blykt, doet open barften en hun Stuifmeel
uitwerpen. Dit zou, volgens hem, hun wee-
zentlyk Zaad zyn , terwyl zyn Ed. de Meel-
knopjes en Draadjes binnen in de Blaadjes
meent ontdekt te hebben, gelyk bevoorens
is gemeld.
,, Die geduld heeft (zegt deeze Heer)om,
„ met behulp van ’t Mikroskoop, de manier
,, by afwagting waar te neemen , op welke
,, deeze Doosjes barften, zal zyne moeite wel
„ beloond vinden , als hy ziet, hoe door de
„ werking van den Veerkragtigen Ring de
,, Huid allengs van één gefcheurd wordt en
eindelyk in tweeën fplyt, waar door het
„ Zaad weggefmeeten en naar alle kanten
„ verfpreid wordt. Vervolgens zal hy ook
„ zien, hoe de verhevene zyden van deeze
„ twee Bakjes', zynde de twee ledige halve
j , Bollen der Doosjes, zig agterwaards nade-
5, ren, tot dat op ’t laatst de fcherpe kant of
„ Rug van de Ring, die over de twee halve
„ Bollen gaat, zig zelf raakt, en de bewee-
v ging dus ten einde loopt. Maar de Waar-
,, neéneemer
zou het fraaifte Verfchynzel uit
,, het Oog verliezen , indien hy zyn Oog niet
„ aan het Mikroskoop gevoegd hield, tot stuk.
„ dat deeze laatfte beweeging der Doosjes SuenrtfU
,, gedaan ware. Want dezelven, door de
y, eerfte beweeging alleenlyk het Zaad uitge-
3, fmeeten hebbende , onttrekken zig zelf
thans aan ’t gezigt door een Sprong. Het
is dan klaar , dat de Ring , als de eerfte
„ oirzaak deezer beweeging, vaneen dubbeld
3, Werktuiglyk geftel voorzien moet zyn ;
„ dewyl hy eerst de Doosjes in tweeën doet
3, fpringen , en alsdan zig nog eens famen,"
,, trekt, om eenen Veerfprong te d oen , met
„ vernieuwde kragt.”
Voorts redeneert de Baron v a n G l e i -
c h e n nog verder over de oirzaak van die
bew eegin g, welke zyn Ed. door zeer fraaije
Afbeeldingen verklaart; doch tevens aanmerkt,
dat dezelve gemeen is aan de meefte andere
Haairplanten ; gelyk ik bevoorens ook reeds
daar van, in ’t algemeen , gefproken heb.
(10') Miltkruid met het L o o fb yn a d rie -P in - XX. ^ J ,. , , j -TT, Adianttttri nig ; de Blaadjes overhoeks; de yinnen nigrum_
Lancetvorm ig, Z aagtandig ingefneeden. y j^ ^ f1
In Haair.
(20) Asptetiium Frond. fubtripinnatis; Foliolis alter-
nis; Pinnis Lanceolatis incifo - ferratis. Sp. PUnt. N.
»3.
I 5
Jf