3 * 5 B e s c h R t v i H. o ' V AM
II. Paardeftaart met een geßreepte Boomacht
ge Steng eu enkeld, gefirekt, Aairdtaa-
£ T - g e n d U o f.
VfE Door den vermaarden P l umi e r i s , in
Gigm-Um'éè Westindiën, deeze zeer hooge Takbige
teutn. Soort van Paardeftaart, gevonden. De Tak-
Reusach- ^ yan de Steng, Kringswyze uit de Leedjes
fchietende, twaalf in getal, waren ieder met
een Aairtje gepunt: des het dat groote Water-
Paardeflaart niet kan zyn , t welk j volgens
SLOAn e , op Jamaikagroeit (*). Het Naakte
j zo even gemeld, wordt ook in Noord-
Amerika gevonden. H al ler zegt, dat een
dergelyk,met gebaarde Scheedjes, in de Rhyn
voorkomt, zynde door zyn Ed.ook omftreeks
Bern, in Switzerland, waargenomen (t)*
, Hoe zeer ook de befchreevene Soorten van
Paardeftaart oogfcbynlyk (verfchillen, zouden
echter de veranderingen , daar in geduurig
voorkomende, byna doen denken, of niet de
Grond en Groeiplaats gelegenheid gaf tot Ver-
fcheidenheden van eene zelfde Plant, die voor
Soorten gehouden zyn. Immers, ik heb dit
dikwils gedagt ten opzigt van de vier eerfte
Soorr
(7) Equifetum Caule ftriato Arborescente &c. Equi-
fetum altisfimum Ramofum. Plum. Sp._ji. Icon. 125*
f. jU
(«) Sloan. Sfam. Cat. p. 215.
G) Equifetum Caule fulcato, fubnüdo, Vaginis Aris-
tatis. N. 1678. Equif. nudum* Taber* . 590*
Soorten, en Doftor Sc op oL r vondt de on-
derfcheiding zo duifter, dat hy maar twee als 11^
Soorten voorftelde ; de eene met een Gladde, STÜ°K0FD'
de andere met een Gefleufde Steng, waar hy
de anderen, als Verfcheidenheden, aanonder-
fchikte (*). Inderdaad deeze Planten verdien-
den, ten dien opzigte, wel nader onderzoek.
O N o c L e a . Welk-Varen.
Deezen Geflagtnaam geeft L in nasus aan
een Gewas, welks Kenmerken zyn, een twee-
zydige Aair en vyfkleppige deelen van Vrugt-
maaking. Behalve de eene Soort, tot welke
dezelven behoorden , is een nieuwe daar by
gekomen: zo dat zyn Èd. daar van thans twee
Soorten opgeeft, hier volgende.
( 1 ) Welk-Varen met gevind Loof, dat aan j,
de tippen eenigermaate getakt is. smfibüB.
VanQevocijg>
G ) Flora Carniolica, p. 172»
Ci) Otto dea Frondibus pinnat is, Apice fubramofis. Sy/l.
Nat. Veg. XIII. N. 1170. Angiopieris. Mich. Gen. 29.
Osmunda Frondibus pinnatis &c. B. Clip'. 472. Gko".
Firg. 196 , II. 163. Filix Mariana Osmundse facie , Ra-
cemifera. Pluk. Mant. go. T. 404. f. 2. Polypod urn
Virg. majus, Osmundse facie, tenerius. Moris. Hifi.
III. p. 563. S. 14. T. 2. f. 10. Filix Indica Polypodii
facie. Mentz. Fug. 6. T. 10, Filix Indica Osmundse facie,
Bod. Stap, 320. Polypodium fenlibile. Munt, Hiß.
II. Deel. XIV. Stuk.